15. Momentum

Nou mensen, dan zijn we compleet. De top van vijf is rond. Beweging 59 bestaat nu officieel.’ Met een brede glimlach keek Kevin Schutsma voldaan maar vermoeid de tafel rond. ‘Laten we toosten. Op een spoedig einde van de uitbuiting van Groningen.’ Vijf handen gingen omhoog, met daarin een glas witte wijn, een glas rode wijn, bier, ijsthee en een whisky.

Het was een donderdagavond, iets na tienen. Buiten was het mistig en het vroor licht. Binnen, in ‘Bie Pompe’ in Den Andel, was het aangenaam. De oprichtingsvergadering van Kevins geheime groep was rond acht uur begonnen. De vijf personen die sinds het einde van de vergadering het bestuur van de ‘beweging’ vormden, waren de enige aanwezigen in de kroeg. Er stond niemand achter de bar. 

Gerard nam een slok van zijn bier. Hij had lang nagedacht over het wel of niet deelnemen aan de groep van Kevin. Pas deze avond had hij definitief een besluit genomen. Innerlijk stond zijn rustige en gematigde aard tegenover zijn groeiende frustratie en boosheid over het lot van de Groningers. Maar hij was tot het besef gekomen dat het zeurende gevoel van onmacht steeds naar de achtergrond verdween, zodra hij zich probeerde voor te stellen hoe het zou zijn als hij zich actiever zou opstellen, met daden die er in zijn ogen echt toe deden. Het denken aan het opzoeken van grenzen en het desnoods overschrijden ervan gaf het gevoel enige controle te krijgen over de situatie, hoe complex die ook was. Het gaf een goed gevoel om in staat te zijn verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Daar kwam bij dat hij zelf mede de acties van de groep zou kunnen bepalen en er elk moment weer uit zou kunnen stappen. 

De doorslag was eigenlijk al een week eerder gegeven, toen Gerard de live uitzending op de regionale televisie had bekeken van de toespraak van Govert Draaiman. ‘Een nieuw begin voor Groningen.’ De idee dat in het noorden van Groningen een lanceerbasis zou worden gebouwd om vluchten naar de maan en verder uit te voeren, schokte Gerard diep. Dat dit, in de woorden van gedeputeerde Draaiman, de ‘wedergeboorte’ van Groningen zou betekenen – ‘de geboorte van Groningen 2.0’ – stuitte hem hard tegen de borst. We moesten het verleden laten rusten en enkel nog vooruit kijken, had Draaiman gezegd. De brutaliteit! Wat deed dat met alle nog niet afgesloten schadedossiers?

Het plan was een gigantische verkwisting van geld, meende Gerard. Met al die miljarden die aan lanceerplatforms, raketten en vluchten zouden worden uitgegeven zou ieder huis en ieder monument snel en effectief versterkt kunnen worden, met daarbij een ruime compensatie voor al het materiële en immateriële leed dat de Groningers was aangedaan. Eerder, op een relatief kleinere schaal, was iets vergelijkbaars gebeurd met de bouw van het NAM in Winsum, het Noordelijke Aardbevingsmuseum. Ook dat geld was volstrekt verkeerd besteed, vond Gerard.

Groninger ruimtevaart – wie dat kon verzinnen en daadwerkelijk wilde uitvoeren, was in Gerards ogen nogal gestoord. Wie zat daar nou op te wachten? Wat betekende dit voor de Groningers? Hoeveel overlast en gevaar zou dit meebrengen? Wat zou het doen met de natuur rond het Wad? De overheid zou nauw samenwerken met private partijen. Welke macht zou het bedrijfsleven wel niet kunnen verwerven in het gebied? 

Het plan van Draaiman was volgens Gerard niet meer dan een speeltje van arrogante, machtsbeluste overheidsdienaren die hun ziel hadden verkocht aan nooit volwassen geworden, walgelijk rijke bedrijfsdirecteuren die hun kinderdromen wilden laten uitkomen. 

Soms schrok Gerard van zijn eigen gedachtestroom. School er dan toch een revolutionair in hem?

Dan toch weer die twijfel. Geweld, ook al was het niet op personen gericht, zou toch nooit iets goeds kunnen opleveren? In zijn hoofd hoorde hij steeds John Lennon, zingend over ‘revolutie’: But when you talk about destruction / Don’t you know that you can count me out. Maar goed: was het verhaal niet dat hij daar later op teruggekomen was? Power to the people! You better give ’em what they really own! 

Uiteindelijk had Gerard met deelname ingestemd. ‘Beweging 59’ was een feit. Kevin Schutsma, de kapper uit Eenrum, was de initiatiefnemer en fungeerde min of meer als voorzitter. Hij was de hele avond gespannen geweest, onzeker of hij na vanavond voldoende mensen zou hebben. Met name Gerards betrokkenheid was tot het laatste moment onzeker geweest. Maar die was nu aan boord. Zichtbaar opgelucht nam Kevin een teug rode wijn.

Rechts van Gerard, achter een glas ijsthee, zat Hajo Luikert, de pompbediende en de barman van de stille kroeg. Bij zijn eerdere bezoeken aan ‘Bie Pompe’ had Gerard slechts een paar woorden met hem gesproken. Hajo was aanvankelijk op Gerard overgekomen als een wat stugge, norse man, maar de afgelopen twee uren, tijdens de oprichtingsvergadering in de kroeg, had hij zich ontpopt tot gepassioneerde voorvechter van de belangen van de Groningers. Hij was, zoals altijd, gekleed in een lichtblauwe overall en op zijn hoofd tooide zijn rode baseballcap.

Naast Kevin zat Jack, ook bekend als Daniel. De dichter uit Pieterburen had niet veel gezegd deze avond. Hij had steeds broeierig voor zich uitgekeken, met zijn Fedora op zijn hoofd, nippend aan een Amerikaanse whisky. Gerard vond hem maar moeilijk te peilen. 

Tussen Jack en Hajo, tegenover Gerard, zat een jonge vrouw die Gerard deze avond voor het eerst had ontmoet. Linda Riemers heette ze. Ze had lang blond haar dat ze in een staart droeg. Ze was gekleed in een zwart, strak vallend shirt, een broek met camouflageprint en legerkisten. Ze was tweeëntwintig, had ze verteld, en ze studeerde in de stad Groningen. ‘Iets met milieu,’ had ze gezegd. Ze woonde met tien anderen in een kraakpand in Sauwerd. 

Ze had verteld dat haar moeder en haar vader waren overleden. Beiden hadden ooit een goed lopende fietsenzaak gehad in Loppersum. Het pand waarin de winkel en de werkplaats waren gevestigd, moest na enkele zware bevingen gesloten worden omdat het te onveilig bleek om in te werken. Het juridische gevecht dat volgde om het gebouw te herstellen en het bedrijf weer te kunnen uitoefenen, had haar ouders volledig uitgeput. Ze overleden vlak achter elkaar, in het zicht van hun pensioen, terwijl ze nog verstrikt zaten in diverse juridische procedures. Linda had alles van nabij meegemaakt en geprobeerd haar ouders zoveel mogelijk te helpen met het ontwarren van de procedurele kluwens. Het was duidelijk dat de bittere strijd van haar ouders haar eigen vechtlust had gevoed. Het verhaal had Gerard ontroerd; het had hem deze avond het laatste zetje gegeven om mee te doen met de groep.

Met een klap zette Jack, oftewel Daniel, zijn lege whiskyglas op tafel. ‘Zo,’ zei hij, terwijl hij zijn mond afveegde met zijn rechter mouw. ‘Genoeg gekletst. Hoe en wanneer blazen we het Aardbevingsmuseum in Winsum op?’

14. Een nieuw begin voor Groningen

Gistermiddag heeft Govert Draaiman, gedeputeerde Economie, Mijnbouw en Grond van de provincie Groningen, in een toespraak getiteld ‘Een nieuw begin voor Groningen’ zijn plan voor de toekomst van de provincie toegelicht. Dit gebeurde in het Noordelijke Aardbevingsmuseum te Winsum, in het bijzijn van de minister-president, de commissaris van de Koning, museumdirecteur Jannes Kelder en vele andere genodigden. De toespraak werd live uitgezonden door Televisie & Radio Groningen. Vanwege het historische belang wordt de tekst van de toespraak integraal weergegeven:

Geachte aanwezigen, mevrouw de minister-president, mevrouw de commissaris van de Koning, doctor Kelder, beste Groningers. 

Al vele jaren leveren de Groningers dagelijks strijd om het door de gaswinning veroorzaakte leed op fatsoenlijke wijze gecompenseerd te krijgen en hun huizen, hun thuis, veilig te maken. De veerkracht die ze in de loop der jaren hebben getoond, verdient ons diepste respect. 

We zijn er nog niet, maar met het sluiten van de grote gasvelden is het einde van de beproeving eindelijk in zicht. Dat betekent dat het tijd is geworden om vooruit te kijken. Tijd om te bezien hoe we Groningen een nieuwe start kunnen geven.

Om de toekomst van Groningen zo goed mogelijk te zekeren, is de laatste maanden keihard gewerkt aan een plan om iedere Groninger weer hoop te bieden. Om iedere Groninger na jaren van ellende weer trots te laten zijn op zichzelf en op de mooiste provincie van Nederland. Om de wereld te tonen dat de Groningers niet geknakt zijn, maar nog fier overeind staan ondanks de zware stormen die hen hebben geteisterd. Met het plan laten we iedereen zien dat we sterker en met opgeheven hoofd van het slagveld van bureaucratie en willekeur terugkeren. Wij, de provincie en de Nederlandse staat, geven de bewoners van Groningen vandaag een nieuw leven. Niet alleen voor u en mij, maar ook voor alle toekomstige generaties. U mag van mij aannemen: heel Nederland, nee: heel Europa zal vandaag Groninger willen zijn. 

Ik geef u vandaag het plan dat de wedergeboorte van onze provincie zal betekenen. De geboorte van Groningen 2.0. Een nieuw begin, na jaren van afbraak en schade. We kijken niet langer terug. We kijken enkel nog vooruit. Het is tijd het verleden af te sluiten.

In de afgelopen maanden hebben we in de Emmapolder heel veel waardevolle grond voor het plan in bezit gekregen. Graag wil ik onze welgemeende waardering uitspreken voor alle boeren die hun grond welwillend aan ons hebben verkocht. Ook gaat onze grote dank uit naar de private investeerders, met wie we samen optrekken om het plan te realiseren. Zo verdelen we de kosten over de overheid, het bedrijfsleven en de burgers. U ziet, beste Groningers: we laten u niet alleen staan. U staat niet in de kou. We gaan het dit keer samen doen.

Een nieuw begin voor Groningen. Groningen 2.0. Wat we gaan doen? Uiterlijk in het jaar 2030 zal vanuit de Emmapolder een bemande raket worden gelanceerd, met als bestemming: de maan. U hoort het goed: de maan. We gaan het aardse ontstijgen. Maar vergis u niet. Onze ambitie zal daar niet stoppen. We gaan namelijk door. We gaan ook naar Mars. Naar Venus. En verder. We worstelen ons los van de klei en gaan naar de sterren. 

Stelt u zich voor: al die mooie Groninger kerken met hun fraaie torens. Bakens in het landschap. Ze kijken terug naar het verleden en ze bestaan in het nu. Over niet al te lange tijd zien we in onze provincie niet alleen die kerktorens, maar ook de stalen lanceertorens met glimmende raketten om onze mensen naar de maan en naar Mars te brengen. 

Inderdaad: onze mensen. Ik beloof u dat iedere bemande missie die vanaf de Emmapolder zal vertrekken, minstens één Groninger aan boord zal hebben. Voor de eerste vluchten zal de selectie nog voor de zomer starten. Hij of zij zal worden opgeleid in een nieuw te bouwen ruimtevaartcentrum in Roodeschool.

Met het plan denken we ook aan onze kinderen. Want elk kind dat nu in de provincie Groningen woont of dat de komende jaren hier geboren zal worden, zal uiteindelijk de kans krijgen om zijn of haar droom werkelijkheid te laten worden. De droom om vanaf onze noordkust het universum te ontdekken. Wie droomde er niet van om astronaut te worden? Het zal duidelijk zijn: in Groningen zullen dromen uitkomen. 

Op al die manen en planeten die we gaan bezoeken zullen we uiteindelijk grondstoffen treffen die ons, net als het aardgas, welvaart zullen brengen. De Groningers worden een gelukkig volk, want we hebben straks wel de lusten van de buitenaardse mijnbouw, maar niet de lasten. Het delven van grondstoffen op de maan of op Mars laat onze huizen, monumenten en kerken immers ongedeerd.

De bouw en het in werking hebben van een lanceerbasis zal in onze provincie een gigantische impact hebben op de werkgelegenheid en de ontwikkeling van nieuwe kennis. Techniek, ondersteuning, veiligheid: ons plan raakt iedere sector van de economie. 

We staan aan de vooravond van een nieuw begin. We laten de bevingen en de scheuren voor wat ze zijn. Het heelal zal binnen ieders handbereik komen.

Het zal niet eenvoudig worden. Het lanceren van raketten op deze breedtegraad kent technische uitdagingen en verhoogde kosten. En ik zeg het maar eerlijk: er zal vast ook eens iets mis gaan. We zullen offers moeten brengen. We doen het dan ook niet omdat het makkelijk is. We gaan het doen omdat het moeilijk is. Omdat het ervoor zal zorgen dat Groningers die erin geloven, boven zichzelf kunnen uitstijgen. De uitdagingen zullen meebrengen dat de Groningers hun talenten ten volle kunnen aanspreken.

Dames en heren, ik rond af. De toekomst begint niet morgen, maar nu. We stropen vandaag nog de mouwen op en we laten iedereen zien dat we het kunnen. We gaan iets groots doen. Iets moois maken. We blijven niet langer hangen in het verleden. De Groningers kijken vooruit en omhoog. We gaan naar de maan en naar de sterren. Ik hoor het u denken: kon minder!

Ik dank u allen voor uw aandacht.

13. Een duister gesprek

Dus de top bestaat uit vijf personen.’ Kevin Schutsma knikte. ‘Ja. Als jij meedoet, zijn we rond. Jij, ik en nog drie anderen. Je begrijpt dat ik niet vertel wie dat zijn, totdat je zegt dat je meedoet.’ Kevin nam een slok rode wijn.

Gerard Vlietstra’s hart klopte in zijn keel. Hij was al een aantal uren met Kevin in gesprek in een donker hoekje van ‘Bie Pompe’, de illegale kroeg achter het bemande tankstation van Den Andel. Tussen hen, op de tafel, stonden twee kaarsjes die zorgden voor wat licht. De duistere sfeer gaf een extra dimensie aan het gesprek. Gerard moest steeds denken aan een liedje van Rise Against. But at night we’re conspiring by candlelight. De kroeg was verder leeg, op barman Hajo na, die achter de toog – buiten gehoorafstand – glazen poetste. 

Gerards vrouw Helen wist inmiddels van het bestaan van de stille kroeg. Hij had haar gemeld dat hij er deze avond met Kevin had afgesproken. Even samen een borrel drinken. Het gesprek tussen beiden had echter in hoge mate een zakelijk karakter gekregen. Kevin had Gerard namelijk in vertrouwen verteld dat hij al een aantal maanden bezig was met het opzetten van een geheime organisatie die paal en perk wilde stellen aan de verdere uitbuiting van de provincie Groningen. ‘Het Groningerland is op,’ had Kevin gezegd. ‘De bodem is kapot. De frustratie onder de mensen neemt zienderogen toe. Beloftes worden niet nagekomen. Het vertrouwen is weg. De mensen zijn moe. De gaswinning gaat door, ook al werd gesteld dat het was afgelopen. Maar ook als álle kranen dicht gaan, blijven we aantrekkelijk voor roofbouw. Er komt misschien een kerncentrale. Wie weet wat er in de toekomst nog meer op ons afkomt. Dat moeten we voorkomen. We moeten het tij zien te keren. Het heft in handen nemen. Niet alles gelaten op ons af laten komen. We moeten laten merken dat er grenzen zijn.’ 

Gerard was geschrokken van Kevins felle toon, ook al werd die fluisterend bij kaarslicht ten gehore gebracht. Hij kende de kapper weliswaar als maatschappelijk betrokken persoon, maar vooral ook als een zachtaardige kerel. 

‘Ik zeg je eerlijk, Gerard, dat je niet de eerste bent die ik hierover spreek. Het is lastig de juiste mensen te vinden. De meesten die ik heb benaderd zijn het met me eens, maar halen uiteindelijk hun schouders op. ‘Het is wat het is en je kunt er uiteindelijk niks aan doen’, zeggen ze dan. De berusting, het fatalisme, is ongekend sterk aanwezig onder de Groningers.’ Over de middelen om de provincie ‘te redden’, zoals Kevin het verwoordde, hoefde Gerard zich geen illusies te maken. ‘Indien nodig gebruiken we geweld,’ zei Kevin. 

Dat had Gerard niet zien aankomen. Hij wist dat ze deze avond over de gaswinning en over reacties daarop zouden praten, maar hij had totaal niet verwacht dat Kevin het over een geheime groep zou hebben die ook nog eens geweld propageerde. 

‘Dat gaat toch veel te ver Kevin,’ had Gerard gezegd. ‘Dat gaat in elk geval mij te ver. Eigenrichting is verboden. Geweld gaat alle perken te buiten. Dat is nooit een oplossing.’ Hij nam een slok van zijn bier en schudde zijn hoofd.

‘Maar wat moeten we dan?’ vroeg Kevin. ‘Ons uit de provincie laten verjagen, omdat het hier onveilig is? Of trekken we een streep en slaan we terug? Eigenrichting is verboden, zeker, maar wat ons betreft is het noodweer. We hebben het recht om onze bezittingen te verdedigen. Onze huizen, onze kerken en onze monumenten. Onze bedrijven, onze kinderen, onze toekomst. Wij zijn die ellende niet begonnen. Er is meer dan voldoende rechtvaardiging voor onze zaak. En geweld passen we alleen maar toe, zoals ik zei, indien dat nodig is. Alleen als het passend is. Altijd in verhouding tot het aangedane leed. Daar waken we voor. Dat is een verantwoordelijkheid van ons vijven.’

‘Maar toch nimmer geweld tegen personen?’ vroeg Gerard. Daar lag volgens hem hoe dan ook een absolute grens die nooit overschreden mocht worden. Kevin schudde ferm het hoofd. ‘Dat is zeker niet de bedoeling, Gerard. Denk bijvoorbeeld wel aan sabotage. Denk aan blokkades. Dingen stuk maken, desnoods. Maar alleen gericht tegen objecten die hier niet horen. Nooit gericht tegen mensen. En als Groningen weer van Groningen is, als de parasieten zijn verdwenen, dan stoppen we weer.’

Gerard was nog steeds beduusd door Kevins woorden. Was dit nog de vriendelijke kapper uit Eenrum? Natuurlijk voelde Gerard ook de frustratie over de omgang met burgers, en daarbij de onmacht. Hij en Helen hadden het allemaal zelf meegemaakt met hun huis, om hun schade op een eerlijke manier vergoed te krijgen. Ze kenden ook de verhalen van anderen, vaak vele malen schrijnender. Ook kenden ze bedrijven – prachtige zaken van hardwerkende lieden – die moesten sluiten omdat de werkplek onveilig was verklaard. Bedrijven die met bloed, zweet en passie waren opgebouwd. Om van het psychische leed van de bewoners maar te zwijgen. En wat te denken, inderdaad, van de angsten van kinderen? Wat doet dat met de toekomst van de provincie?

Protesten zoals de fakkeltochten – de avond ervoor was er weer een in de stad Groningen georganiseerd – of ludieke acties zoals het uitrijden van snert, waren zinloos in Gerards ogen. Was Kevins lijn dan het enige dat restte? ‘Geweld indien noodzakelijk’? Was inderdaad sprake van ‘noodweer’? Was er echt wel een rechtvaardiging voor de acties die Kevin voor ogen had?  

De vijf aan de top zouden de grenzen bewaken, had Kevin gezegd. Als Gerard mee zou doen, dan zou hij dus ook daarover mee kunnen beslissen. Zelf mede die grenzen bepalen en in de gaten houden. Zelf mede de lijnen uitzetten. 

Hij zou ook zelf op de rem kunnen trappen. 

Zou dat een optie zijn? Meedoen en het een tijdje aanzien, en ervoor waken dat acties niet te ver gaan? Zou zijn morele kompas daarvoor geijkt zijn? Of zou deelnemen aan de organisatie, alleen maar om een tijdje mee te kijken, op zich al een grens overschrijden? Zou hij zich dan al medeplichtig maken?

Zijn vrouw Helen, die ook de avond ervoor weer had meegelopen in de protestmars, had gezegd dat ze niet kon snappen hoe Gerard lijdzaam kon toezien hoe met de belangen van de burgers in de provincie werd omgesprongen. Volgens haar was het een plicht om je stem te laten horen, door in ieder geval mee te doen met de demonstraties. Die waren zinloos en hypocriet, had Gerard steeds gezegd. De groep belanghebbenden die uiteindelijk geld verdienden met de gaswinning lachten om de demonstraties, terwijl de bestuurders die meeliepen met de protesten aardig wat boter op hun hoofd hadden. Neem bijvoorbeeld de gedeputeerde Economie, Mijnbouw en Grond, dacht Gerard. Govert Draaiman. Keer op keer liet die zijn ongenoegen blijken over het Haagse beleid inzake de gaswinning, maar wat had hij vanuit de provincie nu gedaan om het beleid te veranderen? Had hij ooit eens met zijn bestuurlijke vuist op de vergadertafel geslagen? Was hij ooit met daden opgekomen voor gedupeerde burgers? Nee. Wel had Draaiman er bijvoorbeeld mede voor gezorgd dat er – volgens Gerard – een belachelijk museum in Winsum was gekomen. Het NAM, ofwel het Noordelijk Aardbevingsmuseum. Al het geld dat daarin was gestopt had toch simpelweg naar de schadeafwikkeling en de versterking van huizen moeten gaan? Wie weet wat voor idiote plannen Draaiman nog meer in petto had met geld dat toekwam aan de burgers van Groningen. 

Gerard voelde boosheid om de verkwisting van het geld dat richting bevingsslachtoffers had moeten gaan. ‘Zouden we wat kunnen doen met het NAM,’ zei Gerard. ‘Ik zeg niet dat ik mee doe, maar wat als de club besluit iets tegen dat vreselijke museum te doen. Waar kunnen we dan aan denken? Hypothetisch dan.’

‘Goede vraag,’ zei Kevin. ‘Daar zouden we dan eerst uitgebreid met z’n vijven over kunnen praten. Misschien een explosie veroorzaken, zodat het gebouw als het ware échte bevingsschade krijgt? Het is bevingsbestendig gebouwd, maar hoe reageert het op krachten die niet via de grond gaan? Misschien deuren vastzetten, zodat bezoekers niet meer naar binnen kunnen? Iets doen met de spandoeken die de mensen naar het museum leiden? Over een precies plan zullen we dan discussiëren. Zeker geen doldrieste acties. Geen menselijke slachtoffers. Wel: afgewogen reacties. Precisiewerk. Dat museum hoort hier niet. Wij kunnen daar wat tegen doen.’

Gerard zuchtte diep. Hij kon Kevin nu direct laten weten dat hij niet wilde meedoen, en dan was het klaar. Dan hoefde hij niet zijn geweten aan een nader verhoor te onderwerpen, om te achterhalen waar hij exact stond. Maar een deel van hem hield dat tegen. Dat deel wilde een vuist maken, en werd ook nog eens – hetgeen hem verbaasde – opgewonden van het idee dat er clandestiene acties werden bedacht en uitgevoerd. Hij leefde als hoogleraar moderne muziek een normaal, braaf en vreedzaam leven. Hoe zou het zijn aan de andere kant?

Maar het belangrijkste was misschien: hij zou altijd weer uit de organisatie kunnen stappen als de koers hem niet zinde. Het ergste wat dan kon gebeuren, was dat hij misschien een andere kapper moest zoeken.

‘Plannen bedenken is misschien nog niet het moeilijkste,’ zei Kevin. ‘De uitvoering is iets anders. Dat kunnen we niet met alleen ons vijven. We zullen onze organisatie dus moeten laten groeien in de komende tijd. Ook daar hebben we wat voor bedacht.’ Kevin stond op, liep naar de bar en kwam terug met pen en papier. ‘Kijk,’ zei hij. ‘Dit zijn wij.’ Hij tekende bovenaan het papier vijf bolletjes. ‘Ieder van ons vijven maakt deel uit van de top, maar gaat ook een cel vormen met twee anderen. Een actiegroepje.’ Vanuit ieder bolletje trok hij twee lijnen naar beneden. ‘Stel het lukt je twee mensen te vinden. Dan vorm jij met die twee een cel. Die twee kennen in principe alleen jou. Niet de rest van de top. Zo stuurt ieder van ons een cel aan. Maar ieder lid van een cel mag weer zijn of haar eigen groepje beginnen. Maar jij mag niet weten wie de mensen zijn die jouw celgenoot heeft benaderd voor zijn groepje. Zowel voor hun als jouw veiligheid. En zo gaat het verder.’ Kevin tekende een boomstructuur. ‘Stel dat er een keer een cel wordt opgerold. De risico’s voor onze organisatie zijn dan minimaal. Alle communicatie verloopt langs de celhoofden. En alleen jij, ik en de drie overigen uit de top weten dat het bij ons eindigt.’

Een slimme organisatie, mede opgezet voor de veiligheid. Maar wat betekent ‘veiligheid’ precies, vroeg Gerard zich af, als het gaat om de gaswinning enerzijds en deelnemen aan Kevins groep anderzijds? Wat waren de risico’s daadwerkelijk, en welk risico was hij bereid te nemen?

Gerard merkte dat de hoeveelheid informatie die hij van Kevin had gekregen, hem had vermoeid. Het was inmiddels al elf uur in de avond. ‘Ik ga er over nadenken,’ zei hij. ‘Ik laat het je weten als ik eruit ben, of nog vragen heb.’

‘Dat is goed,’ zei Kevin. ‘Maar niet over de telefoon. Kom langs op de zaak, na half zes, als ik geen klanten meer heb.’

Gerard liep weer naar huis. Buiten was het mistig. Hij hoopte dat Helen al sliep, om een vraag als ‘was het gezellig?’ te kunnen vermijden.