39. Satoshi Nakamoto

Wat als de wereld zijn geheim zou leren kennen? Het geheim van Hugo Middelbron? Zijn leven zou drastisch veranderen – en dat was nog voorzichtig uitgedrukt. Hij zou de komende jaren vermoedelijk elke dag ergens op aarde opduiken in een televisieprogramma. Iedereen zou hem willen strikken voor een interview. Dat zou, als hij het goed speelde, een grote bron van inkomsten blijken. 

Steeds als hij daaraan dacht, werd de ironie bijna teveel voor hem. Hij werd geacht één van de rijkste mensen op aarde te zijn, ook al wist niemand wie hij was, maar de werkelijkheid was dat hij iedere cent tweemaal moest omdraaien. 

Hij leidde een volstrekt anoniem leven, tussen Eenrum en Broek, in een oud boerderijtje met wat grond. Het bouwwerk was verzakt en tochtig door de scheuren, veroorzaakt door de vele aardbevingen die het had moeten doorstaan. Hij woonde alleen, met zijn kippen, eenden en varkens. 

Als bekend zou worden wie hij was, zou zijn leven ook op andere manieren veranderen. Velen zouden een stukje van zijn vermogen willen. Anderen zouden hem om advies vragen. Ook het criminele circuit zou hem in het vizier krijgen, met kans op afpersing, ontvoering of erger. Allemaal goede redenen om niet wereldkundig te maken wie hij was. Temeer omdat hij niet bij zijn geld kon.

Hugo was de uitvinder van de Bitcoin. Hij had meerdere studies gevolgd, waaronder wiskunde aan de universiteit van Groningen. Hij bleek een briljante en bevlogen student, maar kon na zijn afstuderen zijn draai niet goed vinden. Niets gaf hem voldoende uitdaging. Uiteindelijk moest hij toch werken, en zo kwam hij terecht bij een kleinschalig ict-bedrijfje in Rasquert. In die periode was hij – voortbouwend op de ideeën van anderen – bij wijze van hobby gaan werken aan een volledig digitaal, gedecentraliseerd betaalmiddel. Geen betrokkenheid van banken, geen bemoeienis van de overheid – vrije cryptovaluta, in te zetten tussen burgers onderling. Uniek en revolutionair. En voldoende uitdagend.

Hugo had zijn plan in 2008 uitgelegd in een document, dat hij had gepubliceerd op het internet. Menigeen met verstand van zaken reageerde aanvankelijk sceptisch. Het zou niet kunnen werken. Al snel ging hij met zijn plan aan de slag, en bewees hij het tegendeel. De rest is, zoals men zegt, geschiedenis.

Hij was toen halverwege dertig en getrouwd met Ina, de dochter van een loonwerker uit Usquert. Samen hadden ze twee dochtertjes en ze woonden in Baflo.

In het document dat hij op internet had geplaatst, had Hugo niet zijn echte naam gebruikt. Met een Japanse vriend, de eigenaar van een sushi restaurant in de stad Groningen, had hij gefilosofeerd over een geschikt pseudoniem. Zowel in geval het Bitcoin-plan jammerlijk zou mislukken, als in het geval hij digitaal goud in handen bleek te hebben, leek het hem een goed idee niet zijn echte naam te gebruiken. 

Zijn voornaam Hugo betekende zoveel als ‘de wijze’, ‘de slimme’ of ‘de scherpzinnige’. Voor de Japanse variant bleek de voornaam ‘Satoshi’ dat het beste uit te drukken. Zijn achternaam – Middelbron – was aanleiding voor iets meer puzzelen. Het Japanse woord ‘naka’ betekende zoveel als ‘midden’ of ‘centrum’. ‘Moto’ stond voor ‘oorsprong’, wat goed aansloot bij het tweede deel van zijn achternaam. 

En zo was, uit de alledaagse naam ‘Hugo Middelbron’, een – zo bleek later – legendarische naam geboren: ‘Satoshi Nakamoto’. De naam is voor altijd verbonden aan de uitvinding van de Bitcoin, maar niemand weet wie of wat er achter de naam schuilgaat.

Hugo’s Japanse vriend zou er voor eeuwig over zwijgen. Kort na het bedenken van het Japanse pseudoniem stikte de restauranteigenaar in een Hollandse oester.

Het noodlot had nog meer in petto. In 2010 kwamen Ina en hun dochtertjes om het leven bij een eenzijdig ongeval op de N361, nabij Ulrum, op weg naar de visafslag van Lauwersoog. De schok en het niet te bevatten verlies leidden ertoe dat Hugo hun huis te Baflo verkocht en zich terugtrok op het aftandse boerderijtje buiten Eenrum. Om het hoofd boven water te houden, bouwde hij af en toe in opdracht een website. 

Tegelijkertijd was Hugo degene die beschikte over de meeste Bitcoins op aarde. Maar dat was slechts in theorie. De Bitcoins zaten in een zogeheten ‘wallet’, te openen met een unieke code. De code had hij op een wit papiertje geschreven. Na het ongeval, bij de verhuizing naar zijn boerderijtje, was er weer iets ergs gebeurd: hij was het papiertje kwijtgeraakt. Zonder code kon hij niet bij zijn Bitcoins – een aanzienlijke hoeveelheid, die hij vanaf het prille begin had verkregen. 

Al jaren zocht hij steeds opnieuw in de verhuisde spullen, maar zonder succes. Ook de nieuwe eigenaar van het verkochte huis in Baflo had niets aangetroffen; het papiertje was niet per abuis bij de verhuizing achtergelaten. 

Nog steeds ging hij met regelmaat de verhuisdozen bij langs, volgestouwd met de spullen van zijn vrouw en zijn kinderen, om nog eens te bezien of het papiertje met de code niet toch daartussen was beland. Het rommelen tussen de spullen van zijn geliefden deed hem keer op keer ongelooflijk veel pijn. 

Zo sleet Hugo Middelbron zijn dagen, tussen het niet aflatende verdriet om het verlies van zijn jonge gezin en het zoeken naar de sleutel van zijn ongekende vermogen. 

Soms fantaseerde hij wat hij met het geld zou doen, als het ooit toch zou lukken zijn Bitcoins te verzilveren. Misschien, in de geest van de Bitcoin, iets van burger tot burger. Zaken aanpakken die de overheid door onwil of onkunde maar niet voor elkaar kreeg. In één klap de hele provincie van fatsoenlijk internet voorzien? Dat zou simpel zijn. De armoede aanpakken? Verschimmelde woningen laten opknappen? De bevingsschade zonder gedraal eerlijk vergoeden? 

De mogelijkheden om iets voor de medemens te betekenen, zouden voor hem eindeloos blijken. Maar zonder code restte slechts een leven op de rand van armoe en ellende.

38. Code Geel

Voorzichtig reed Kevin op een mooie zomeravond tegen zonsondergang met zijn zwarte Dodge Ram het smalle, lange zandpad op dat leidde naar Westerhuizen. Naast hem zat Linda. Het vergeten dorpje, gelegen op een hoge wierde ten westen van Oosterhuizen, bestond alleen nog maar uit een karig huisje en een oude kerk.

Op het pad, zo’n vijftien meter verwijderd van het huisje en de kerk, stond een rood-witte wegversperring, waaraan een bord ‘verboden in te rijden’ was bevestigd. Daarnaast hingen diverse andere borden, met de woorden BOUWTERREIN – HERSTEL BEVINGSSCHADE – LEVENSGEVAARLIJK – BETREDEN VERBODEN. 

‘Wat gaan we doen?’ vroeg Linda. ‘Rechtsomkeert? Het lijkt me sterk dat we Jack hier treffen. Schuilen op een bouwterrein waar gewerkt wordt lijkt me op z’n zachtst gezegd onhandig.’

‘Ik zie geen werkbusjes staan, dus we kunnen nu best even een kijkje nemen,’ zei Kevin. ‘Die politieman had hier een gele auto gezien. Misschien is Jack hier kort geweest en vinden we daarvan nog een aanwijzing.’

Kevin en Linda stapten uit en liepen richting het kleine huisje. ‘Dat ze dit nog herstellen,’ zei Linda. ‘Alles is ontwricht.’ Ze probeerden de deur, die scheef in de hengsels hing, te openen. Zonder succes. ‘Die zit op slot, of die zit klem,’ zei Kevin.

‘Laten we even bij de kerk kijken,’ zei Linda. Ze draaiden zich om, maar bleven abrupt staan. Tegenover hen stond een kleine vrouw, in het zwarte gekleed. Lange, donkere haren vielen van onder een rode muts op haar schouders. In haar handen hield ze een oud, roestig geweer, gericht op Kevin en Linda. ‘Jezus,’ zei Linda zacht. ‘Een Kalashnikov.’

Zonder na te denken wierpen Kevin en Linda hun handen in de lucht. Met een zwaar accent, dat onmiskenbaar een Oost-Europese afkomst prijs gaf, zei de kleine vrouw: ‘You must leave now. This private property. Go or I call politie.’

‘No, no,’ zei Kevin. ‘Don’t call the police. I’m sorry, we shouldn’t be here.’ 

Langzaam, met de handen omhoog, liepen Kevin en Linda achterwaarts richting de auto. 

‘Stop!’ riep de vrouw. ‘I not trust you. Why come here so late.’

‘We waren gewoon… we were just driving around you know,’ zei Linda. ‘We were just curious. We are tourists. We mean no harm. We’ll leave now, don’t shoot.’

Mascha keek de twee indringend aan. ‘Curious tourists sometimes disappear,’ zei ze. ‘They made bad choice.’

Kevin wilde iets zeggen, maar werd overstemd door een luide, opgewekte mannenstem. ‘Wel potverdorie! Linda en Kevin! Put away the AK, Mascha. This is good folk. These two are from the Beweging fifty nine I told you about!’ 

‘Jack!’ riepen Kevin en Linda gelijktijdig, toen ze hem hun kant zagen oplopen. Ze waren opgelucht en erg verrast.

Mascha keek achterdochtig naar Kevin en Linda, maar richtte het geweer naar de grond. 

De drie omhelsden elkaar als oude vrienden. ‘Kom,’ zei Jack. ‘We gaan naar de kerk. Daar hebben we licht en geen last van toeristen. Die borden hebben we ergens weggesnaaid en hier neergezet om pottenkijkers te weren.’

In de kerk wisselden Jack, Kevin en Linda onder het genot van een drankje hun belevenissen uit van de afgelopen maanden en maakten Kevin en Linda kennis met Mascha, die langzaam maar gestaag ontdooide. 

Jack werd bijgepraat over het reilen en zeilen van Beweging 59 en kreeg zo te horen dat de groep niet echt verder was gekomen. ‘Het is lastig om elkaar te ontmoeten,’ zei Kevin. ‘En daarnaast ontbreekt het ons aan geld om goede acties op touw te zetten.’ 

Jack was in lachen uitgebarsten en toonde hen de inhoud van de kofferbak van de Opel Ascona, die uit het zicht achter de kerk stond geparkeerd. ‘Aan geld voorlopig geen gebrek,’ zei Jack. 

Hoewel Kevin de details over de rooftochten niet wilde horen, kreeg hij ze toch. Ze bleken uiteindelijk dertien tankstations te hebben bezocht, en niet alleen om te tanken.

Voorzichtig vroeg Linda naar de moord op getuige Jan Boonham bij Het Sluishuis. ‘Je hoeft niks te zeggen natuurlijk,’ zei ze. ‘Maar het zou wel het een en ander verklaren.’ Jack was helder in zijn verhaal. ‘Dat was ik Linda. Ik was er toevallig met Mascha. Ineens begon die man te wijzen en te roepen dat hij mij gezien had bij de aanslag op het NAM. Ik ben er niet trots op, maar ik was het. Ik moest iets doen. Ik schoot met het pistool dat jij aan mij had geleend. Nog dank, dus. Ik heb het ergens in het Lauwersmeer gedumpt.’

Kevin wist niet wat hij hoorde. Dat Jack verantwoordelijk was voor de dood van Boonham, bevestigde slechts zijn sterke vermoeden. Wat hem op dat moment vooral schokte, was het feit dat Linda hem een wapen had verschaft. 

‘En deze plek jongens, die is van ons,’ zei Jack blijmoedig. ‘De kerk, het huisje, de wierde.’

‘Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?’ vroeg Linda.

‘Toen we hier voor het eerst kwamen, troffen we een oude dominee die graag een opvolger wilde. Hij was blind, ziek en moe. Er was niemand die naar hem om keek. Geen vrienden, geen familie. We hebben de beste man zo goed mogelijk verzorgd. Dat stemde hem zo blij, dat hij bij het kerkbestuur, dat graag van de kerk af wilde, voor elkaar kreeg dat we het voor een symbolisch bedrag konden kopen. Voor vijf euro maar liefst. Als ik mijn huisje in Pieterburen aan een bevlogen randstedeling kan verkopen, hebben we samen met het geld uit de kofferbak van de Ascona een mooi kapitaaltje om de boel op te knappen. Vorige week is de dominee overleden. Johannes Groenling heette hij.’

Kevin keek bedenkelijk. ‘Hoe is hij overleden?’

Jack schudde zijn hoofd. ‘Een natuurlijke dood. Wees gerust. Hij beweerde al 93 te zijn. Op een ochtend troffen we hem levenloos in bed. We hebben hem hier een mooie begrafenis kunnen geven.’

‘Er is nog wel een probleem,’ zei Kevin. ‘De auto. Die moet zo snel mogelijk verdwijnen. De politie ziet de gele Ascona als verbindende factor tussen de bomaanslag, de moord en de overvallen. Het is een tikkende tijdbom.’

Jack zuchtte diep. ‘De Ascona is met mij vergroeid. Ik heb hem al veertig jaar. Ooit van een smokkelaar overgekocht, in Bellingwolde. Met valse kentekenplaten. Je wil niet weten wat er zich allemaal in die auto heeft afgespeeld. Die doe je niet zo maar weg natuurlijk.’

‘Zodra de politie hem ziet rijden, is het afgelopen met je,’ zei Linda. ‘En ons trek je dan mee. Het is echt een wonder dat je nog niet bent opgepakt.’

Mascha knikte. ‘Linda and Kevin are right Jack. Yellow car must go.’

Na een tijdje lukte het om Jack te overtuigen en werd een plan bedacht om de auto te laten verdwijnen. Enkele dagen later werd het uitgevoerd. Met een kraantje nam Hajo van ‘Bie Pompe’ een flinke hap uit de wierde van Westerhuizen, waarna de auto – ontdaan van vingerafdrukken en ander potentieel bewijsmateriaal – erin geschoven werd. Het gat werd afgedicht en beplant. Het werd een emotionele ceremonie.

Het vele papiergeld dat in de kofferbak lag, werd opgeslagen in een plastic ton, die in de grond terechtkwam. Er bovenop kwam een ronde hardhouten plaat met een tuinkabouter, die eenvoudig verplaatst kon worden om bij de bankbiljetten te kunnen. 

37. De oren vrij

Kevin zette de veger in de hoek van zijn kapsalon. Hij had net de haren aan de kant geveegd van zijn laatste klant die dag: grijze, pluizige krullen. Het was een donderdagmiddag, tegen kwart over vijf. Normaal hield hij de zaak open tot zes uur, maar de agenda voor de dag was leeg. 

Hij liep naar een kastje en pakte daaruit een al aangebroken fles rode wijn – een Merlot – en een kristallen glas dat nog van zijn moeder was geweest. Gezeten in een van de kappersstoelen schonk hij zich met een diepe zucht een wijntje in. 

’s Avonds zou hij eindelijk weer eens bijeenkomen met de andere leden van Beweging 59 – Gerard, Hajo en Linda. Het bleek moeilijk om elkaar regelmatig op te zoeken, nu ze niet langer vergaderden in ‘Bie Pompe’ en het zonder telefoon en e-mail lastig was om elkaar te bereiken. 

Waar Jack was, wist niemand. Linda was een aantal keren, in het holst van de nacht, bij zijn huis in Pieterburen geweest, maar trof hem nooit. 

Ze wisten dat Jack betrokken was geweest bij de aanslag op het Noordelijk Aardbevingsmuseum in Winsum. Daar had Jack zelf uitgebreid verslag van gedaan. Verder vermoedden ze dat Jack de moord op Jan Boonham op zijn geweten had. Boonham, zo werd beweerd, zou hebben gezien wie de aanslagplegers waren. Ook was Jack waarschijnlijk betrokken bij de golf aan overvallen op tankstations in het Groningerland. Met regelmaat was rondom die overvallen een oude stinkende, gele auto gesignaleerd – een beschrijving die goed paste bij Jacks Opel Ascona.

De overvallen op de tankstations zouden Jack het nodige geld hebben opgeleverd. Geld, dat Beweging 59 node miste. Het op touw zetten van effectieve sabotageacties, bijvoorbeeld, kostte niet alleen tijd, maar ook een hoop geld. 

Vanavond zouden ze daar verder over praten. Over hoe ze als groep over voldoende middelen zouden kunnen beschikken om een stevige vuist te kunnen maken. Alles was bespreekbaar, wat Kevin betreft: van legitieme acties zoals beleggen, tot strafbaar handelen zoals Jack dat mogelijk had uitgevoerd. Ook de eventuele handel in Bitcoin zouden ze bespreken. 

Stel je voor, had Hajo voor de grap eens gezegd, dat de uitvinder van de Bitcoin – de persoon die zich Satoshi Nakamoto noemde – een Groninger was met bevingsschade. Met zijn opgebouwde bitcoinvermogen zou hij (of zij) in één klap alle bevingsgedupeerden kunnen compenseren, en nog geld genoeg overhouden voor een riant leven in de Ommelanden. 

Kevin staarde in de spiegel. Hij zag een vermoeid ogende man van begin veertig, kaalgeschoren, met een dunne snor en een bril met ronde glazen. Had hij, sinds hij betrokken was bij Beweging 59, meer rimpels gekregen? Alleen al het hebben van kennis over strafbare feiten – zoals in ieder geval Jacks aanslag op het Noordelijk Aardbevingsmuseum – drukte zwaar op zijn gemoed. Zou hij erover kunnen zwijgen of liegen, als hij gedwongen zou worden daarover vragen te beantwoorden? Hoe ver strekte zijn loyaliteit?

In de spiegel zag hij dat voor de kapperszaak een auto parkeerde. 

Een politieauto.

Kevin ging rechtop zitten om het beter in de spiegel te kunnen zien. Zijn hart begon sneller te kloppen. Hij zag twee personen in de auto, die naar de zaak keken. 

Is dit het moment dat hij vreesde? Dat hij op een of andere manier in verband werd gebracht met de bomaanslag op het NAM, en daar nu indringende vragen over kreeg?

De twee in de politieauto bleven zitten en kijken naar de kapperszaak. Na enkele lange minuten stapte de bestuurder uit: een kleine vrouw met donker haar, gekleed in een politieuniform. Ze liep naar de deur van de zaak en stapte naar binnen. Kevin was intussen opgestaan en omgedraaid, en keek naar de toegang. ‘Goedemiddag,’ zei de politievrouw. ‘U bent Kevin?’

Kevin knikte.

‘Hebt u nog tijd voor een knipbeurt?’

Kevin keek verbaasd en knikte weer.

‘Mooi!’ zei de vrouw. ‘Het is niet voor mij hoor, maar voor mijn collega van de recherche. Tja, die kreeg natuurlijk net een telefoontje toen we hier parkeerden. Ik dacht: ik ga wel even checken. Ik zal hem zeggen dat u nog beschikbaar bent.’

Kevin kon weer iets helderder denken. 

‘Wie is het?’ vroeg hij. ‘Is het Pybe? Pybe Wellinga?’ 

De persoon waar hij op doelde, werkte als rechercheur bij het district Wad & Klei, en Kevin had hem vaker in de kappersstoel gehad. Pybe was niet een hele trouwe klant, want hij liet zich sinds de coronatijd vaak knippen door zijn vriendin om kosten te besparen. Maar een paar keer per jaar zat Pybe noodgedwongen bij Kevin, om de grootste fouten van de thuisknipbeurten glad te laten strijken.

‘Jazeker is het Pybe! Daar komt hij al. Ik had hem beloofd een lift te geven, want ik moest hier toch in de buurt zijn.’

Met een joviale lach stapte Pybe de kapperszaak binnen. 

‘Dag Kevin!’ zei hij met luide stem en Friese tongval. ‘Ik weet dat ik even had moeten bellen, maar heb je tijd om de boel weer wat te fatsoeneren?’

Kevin was weer wat tot bedaren gekomen. 

‘Natuurlijk Pybe, ga zitten,’ zei hij.

‘Goed,’ zei de politievrouw. ‘Ik haal je vouwfiets nog even uit de kofferbak, Pybe. Mooi dat ik dit even gezien heb. Ik heb goede verhalen gehoord van Pybe. Misschien krijg je er nog wel een klant bij, als je ruimte hebt. Ik ben namelijk op zoek naar een nieuwe kapper. Misschien weet ik nog wel meer collega’s.’ De politievrouw begon vrolijk te lachen en zei: ‘Voor je het weet zit het hele politiedistrict in je kappersstoelen! Goed voor de zaak, toch?’

Kevin probeerde mee te lachen, maar dat lukte niet echt.

De politievrouw vertrok, Kevin en Pybe achterlatend. 

Pybe wees op het halfvolle glas wijn. ‘Komt het goed?’ vroeg hij met een lach. ‘Of moet ik eerst nog even een blaastest afnemen?’

‘Komt goed Pybe, ik heb nog maar één slok gehad. Beide oren vrij, neem ik aan?’

Pybe’s linkeroor was geheel bedekt door haar, zijn rechteroor voor de helft.

‘Graag Kevin, en doe maar lekker kort. Dan duurt het even voordat Carla zich weer geroepen voelt om zich aan mijn haar te vergrijpen.’

Kevin knipte zwijgend het haar van Pybe. Rossige lokken vielen naar beneden. Na een tijdje vroeg hij aan Pybe hoe het ging. 

‘Wel goed hoor,’ zei Pybe. ‘Druk zoals altijd. Er speelt hier van alles natuurlijk. Wapens, drugs. Gedoe met de nieuwe burgemeester. Maar dat heb je niet gehoord natuurlijk. En dan die aardbevingstoestand. Frustrerend.’

‘Frustrerend?’ vroeg Kevin.

‘Ja man. Die bomaanslag op het Noordelijk Aardbevingsmuseum. Nog steeds niet opgelost. En dan op klaarlichte dag de moord op de belangrijkste getuige. Koelbloedig uitgevoerd. Schokkend natuurlijk. Ik had de beste man zelf op het bureau gehoord. En dan die mysterieuze gele auto die én bij de bomaanslag, én bij de moord op getuige Boonham én bij diverse overvallen op tankstations is gezien. We vermoeden dat het steeds dezelfde auto en dezelfde persoon is.’

‘Enig idee wat voor merk en type auto het is?’

‘Zeker. Een Opel Ascona. Uit begin jaren zeventig. Het gekke is: sommige mensen geven precies naar waarheid door waar die gezien is, maar anderen brengen ons op een dwaalspoor. Die melden dan dat de auto de grens is overgegaan, naar Drenthe, Fryslân of Duitsland. Maar dat blijkt dan helemaal niet te kloppen. Dat checken we simpel natuurlijk. Bij vrijwel alle uitvalswegen hangen camera’s. Dat is in de Ommelanden helaas anders.’

‘Maar jullie hebben dus nog geen idee wie de dader is? Als het al dezelfde persoon is, natuurlijk. Zoveel oude Opel Ascona’s zullen er niet meer rijden, dus de eigenaar lijkt me snel opgespoord?’

‘We weten niet concreet wie het is, anders zat die al wel in de voorlopige hechtenis. Er zijn nog maar een paar van die auto’s, inderdaad, maar het lijkt erop dat de auto die we zoeken niet in het voertuigregister staat. We hebben ook nog geen kenteken. Wel hebben we een deskundige ingeschakeld voor een daderprofiel. Daar mag ik niets over zeggen natuurlijk. Maar dat geeft ons wel een belangrijke richting in het onderzoek.’

‘Dat begrijp ik natuurlijk. Uiteraard kun je daar in het belang van het onderzoek niets over zeggen. Lijkt me wel heel bijzonder, hoor, zo’n profiel opstellen met maar weinig informatie.’

‘Nou, ik neem het ook altijd maar met een beste korrel zout,’ zei Pybe. ‘Je moet namelijk echt niet in een tunnelvisie terechtkomen. Het profiel van degene die we zoeken is ook best interessant: ‘man, tweede helft dertig, taalvaardig, ouders overleden, alcoholist.’ Oh, en ook nog ‘anti-autoritair’ en ‘anti-religieus’, wat dat ook moge betekenen. We observeren diverse slijterijen, maar tot dusverre nog zonder succes. Maar hij heeft niet alleen gehandeld. Kijkend naar de moord en de overvallen zoeken we ook naar een ‘vrouw, rancuneus, doorpakker.’ Zegt dat profiel dus. Iemand uit Oost-Europa vermoeden we. Nou goed, dit heb je ook niet gehoord natuurlijk.’

‘En die moord op die gedeputeerde? Hoe heet hij ook alweer…’

‘Govert Draaiman bedoel je. De man van de raketten. Zijn zoon heeft de boel van hem overgenomen. Niet normaal wat daar in de Emmapolder allemaal gebeurt. Maar goed, nee dus. Ook nog niemand voor opgepakt. Doodgeschoten met een oud, ongeregistreerd jachtgeweer. Maar die daderinformatie heb je niet gehoord. Dat geval ligt gelukkig niet op mijn bordje, dat is district Stad.’

‘Hoe kan het allemaal zo lang duren?’ vroeg Kevin.

‘Personeelstekort hè. Het is rampzalig bij de politie momenteel. Al die bezuinigingen. Nou, je ziet wat ervan komt.’

Pybe’s telefoon ging. Hij keek erop en zei: ‘Sorry, die moet ik even aannemen hoor. Dat is Rudy.’ 

Hij bleef in de stoel zitten bij het opnemen van de telefoon. Kevin trok zich discreet terug in een hoek van de zaak, maar bleef luisteren. 

‘Pybe hier… ja…nee…vanmiddag bedoel je…waar? Wat? Nee, Westerhuizen ken ik niet…ja ja, ten westen van Oosterhuizen, dat geloof ik wel…een kerk dus…die doet het nog?…Nee, ik bedoel of er nog diensten worden gehouden…oh, maar er is dus wel een dominee…wordt lastig hè, met binnentreden…zeker, daar gaat Derks moeilijk over doen…zeer gelovig ja…weet je zeker dat het de gele auto was? Ja… nee…ok…ok…nou, nee, ik denk dat je beter weer bij een slijterij kan posten…heb je die in Zuurdijk al gehad?…ja…klopt, dat profiel moet ons wel leiden ja…precies: zoekt heil in de drank, niet in het spirituele…anti…precies: anti-religieus…geen idee, maar zo…precies, zo staat het er…ok…ok…ja, bij de bingo avond morgen…klopt, ben ik bij…nee, niet de balletjes vergeten…ok, tot dan…goeie.’

Pybe sloot het gesprek af. ‘Sorry Kevin,’ zei hij. ‘Dat was Rudy, zoals ik zei, die dacht dat er een doorbraak was in de zaken met de gele auto. Nou, vals alarm dus.’

Kevin pakte een schaar en een kam. ‘De wenkbrauwen nog even doen?’ vroeg hij. Pybe vond het goed.

Uiteindelijk, na enkele minuten, was de knipbeurt klaar. ‘Dank Kevin,’ zei Pybe. ‘Fijn dat het zo even kon. Ik zal ook even goed reclame voor je maken op het bureau.’

Ze namen afscheid, waarna Kevin weer in een stoel plofte, zijn glas leeg dronk en weer vol schonk. Het wordt tijd dat we Jack spreken, dacht Kevin. We slapen allemaal een stuk rustiger als die gele stinkbak van de aardbodem verdwijnt. Misschien kunnen we eens rondkijken in Westerhuizen, waar dat ook is.