37. De oren vrij

Kevin zette de veger in de hoek van zijn kapsalon. Hij had net de haren aan de kant geveegd van zijn laatste klant die dag: grijze, pluizige krullen. Het was een donderdagmiddag, tegen kwart over vijf. Normaal hield hij de zaak open tot zes uur, maar de agenda voor de dag was leeg. 

Hij liep naar een kastje en pakte daaruit een al aangebroken fles rode wijn – een Merlot – en een kristallen glas dat nog van zijn moeder was geweest. Gezeten in een van de kappersstoelen schonk hij zich met een diepe zucht een wijntje in. 

’s Avonds zou hij eindelijk weer eens bijeenkomen met de andere leden van Beweging 59 – Gerard, Hajo en Linda. Het bleek moeilijk om elkaar regelmatig op te zoeken, nu ze niet langer vergaderden in ‘Bie Pompe’ en het zonder telefoon en e-mail lastig was om elkaar te bereiken. 

Waar Jack was, wist niemand. Linda was een aantal keren, in het holst van de nacht, bij zijn huis in Pieterburen geweest, maar trof hem nooit. 

Ze wisten dat Jack betrokken was geweest bij de aanslag op het Noordelijk Aardbevingsmuseum in Winsum. Daar had Jack zelf uitgebreid verslag van gedaan. Verder vermoedden ze dat Jack de moord op Jan Boonham op zijn geweten had. Boonham, zo werd beweerd, zou hebben gezien wie de aanslagplegers waren. Ook was Jack waarschijnlijk betrokken bij de golf aan overvallen op tankstations in het Groningerland. Met regelmaat was rondom die overvallen een oude stinkende, gele auto gesignaleerd – een beschrijving die goed paste bij Jacks Opel Ascona.

De overvallen op de tankstations zouden Jack het nodige geld hebben opgeleverd. Geld, dat Beweging 59 node miste. Het op touw zetten van effectieve sabotageacties, bijvoorbeeld, kostte niet alleen tijd, maar ook een hoop geld. 

Vanavond zouden ze daar verder over praten. Over hoe ze als groep over voldoende middelen zouden kunnen beschikken om een stevige vuist te kunnen maken. Alles was bespreekbaar, wat Kevin betreft: van legitieme acties zoals beleggen, tot strafbaar handelen zoals Jack dat mogelijk had uitgevoerd. Ook de eventuele handel in Bitcoin zouden ze bespreken. 

Stel je voor, had Hajo voor de grap eens gezegd, dat de uitvinder van de Bitcoin – de persoon die zich Satoshi Nakamoto noemde – een Groninger was met bevingsschade. Met zijn opgebouwde bitcoinvermogen zou hij (of zij) in één klap alle bevingsgedupeerden kunnen compenseren, en nog geld genoeg overhouden voor een riant leven in de Ommelanden. 

Kevin staarde in de spiegel. Hij zag een vermoeid ogende man van begin veertig, kaalgeschoren, met een dunne snor en een bril met ronde glazen. Had hij, sinds hij betrokken was bij Beweging 59, meer rimpels gekregen? Alleen al het hebben van kennis over strafbare feiten – zoals in ieder geval Jacks aanslag op het Noordelijk Aardbevingsmuseum – drukte zwaar op zijn gemoed. Zou hij erover kunnen zwijgen of liegen, als hij gedwongen zou worden daarover vragen te beantwoorden? Hoe ver strekte zijn loyaliteit?

In de spiegel zag hij dat voor de kapperszaak een auto parkeerde. 

Een politieauto.

Kevin ging rechtop zitten om het beter in de spiegel te kunnen zien. Zijn hart begon sneller te kloppen. Hij zag twee personen in de auto, die naar de zaak keken. 

Is dit het moment dat hij vreesde? Dat hij op een of andere manier in verband werd gebracht met de bomaanslag op het NAM, en daar nu indringende vragen over kreeg?

De twee in de politieauto bleven zitten en kijken naar de kapperszaak. Na enkele lange minuten stapte de bestuurder uit: een kleine vrouw met donker haar, gekleed in een politieuniform. Ze liep naar de deur van de zaak en stapte naar binnen. Kevin was intussen opgestaan en omgedraaid, en keek naar de toegang. ‘Goedemiddag,’ zei de politievrouw. ‘U bent Kevin?’

Kevin knikte.

‘Hebt u nog tijd voor een knipbeurt?’

Kevin keek verbaasd en knikte weer.

‘Mooi!’ zei de vrouw. ‘Het is niet voor mij hoor, maar voor mijn collega van de recherche. Tja, die kreeg natuurlijk net een telefoontje toen we hier parkeerden. Ik dacht: ik ga wel even checken. Ik zal hem zeggen dat u nog beschikbaar bent.’

Kevin kon weer iets helderder denken. 

‘Wie is het?’ vroeg hij. ‘Is het Pybe? Pybe Wellinga?’ 

De persoon waar hij op doelde, werkte als rechercheur bij het district Wad & Klei, en Kevin had hem vaker in de kappersstoel gehad. Pybe was niet een hele trouwe klant, want hij liet zich sinds de coronatijd vaak knippen door zijn vriendin om kosten te besparen. Maar een paar keer per jaar zat Pybe noodgedwongen bij Kevin, om de grootste fouten van de thuisknipbeurten glad te laten strijken.

‘Jazeker is het Pybe! Daar komt hij al. Ik had hem beloofd een lift te geven, want ik moest hier toch in de buurt zijn.’

Met een joviale lach stapte Pybe de kapperszaak binnen. 

‘Dag Kevin!’ zei hij met luide stem en Friese tongval. ‘Ik weet dat ik even had moeten bellen, maar heb je tijd om de boel weer wat te fatsoeneren?’

Kevin was weer wat tot bedaren gekomen. 

‘Natuurlijk Pybe, ga zitten,’ zei hij.

‘Goed,’ zei de politievrouw. ‘Ik haal je vouwfiets nog even uit de kofferbak, Pybe. Mooi dat ik dit even gezien heb. Ik heb goede verhalen gehoord van Pybe. Misschien krijg je er nog wel een klant bij, als je ruimte hebt. Ik ben namelijk op zoek naar een nieuwe kapper. Misschien weet ik nog wel meer collega’s.’ De politievrouw begon vrolijk te lachen en zei: ‘Voor je het weet zit het hele politiedistrict in je kappersstoelen! Goed voor de zaak, toch?’

Kevin probeerde mee te lachen, maar dat lukte niet echt.

De politievrouw vertrok, Kevin en Pybe achterlatend. 

Pybe wees op het halfvolle glas wijn. ‘Komt het goed?’ vroeg hij met een lach. ‘Of moet ik eerst nog even een blaastest afnemen?’

‘Komt goed Pybe, ik heb nog maar één slok gehad. Beide oren vrij, neem ik aan?’

Pybe’s linkeroor was geheel bedekt door haar, zijn rechteroor voor de helft.

‘Graag Kevin, en doe maar lekker kort. Dan duurt het even voordat Carla zich weer geroepen voelt om zich aan mijn haar te vergrijpen.’

Kevin knipte zwijgend het haar van Pybe. Rossige lokken vielen naar beneden. Na een tijdje vroeg hij aan Pybe hoe het ging. 

‘Wel goed hoor,’ zei Pybe. ‘Druk zoals altijd. Er speelt hier van alles natuurlijk. Wapens, drugs. Gedoe met de nieuwe burgemeester. Maar dat heb je niet gehoord natuurlijk. En dan die aardbevingstoestand. Frustrerend.’

‘Frustrerend?’ vroeg Kevin.

‘Ja man. Die bomaanslag op het Noordelijk Aardbevingsmuseum. Nog steeds niet opgelost. En dan op klaarlichte dag de moord op de belangrijkste getuige. Koelbloedig uitgevoerd. Schokkend natuurlijk. Ik had de beste man zelf op het bureau gehoord. En dan die mysterieuze gele auto die én bij de bomaanslag, én bij de moord op getuige Boonham én bij diverse overvallen op tankstations is gezien. We vermoeden dat het steeds dezelfde auto en dezelfde persoon is.’

‘Enig idee wat voor merk en type auto het is?’

‘Zeker. Een Opel Ascona. Uit begin jaren zeventig. Het gekke is: sommige mensen geven precies naar waarheid door waar die gezien is, maar anderen brengen ons op een dwaalspoor. Die melden dan dat de auto de grens is overgegaan, naar Drenthe, Fryslân of Duitsland. Maar dat blijkt dan helemaal niet te kloppen. Dat checken we simpel natuurlijk. Bij vrijwel alle uitvalswegen hangen camera’s. Dat is in de Ommelanden helaas anders.’

‘Maar jullie hebben dus nog geen idee wie de dader is? Als het al dezelfde persoon is, natuurlijk. Zoveel oude Opel Ascona’s zullen er niet meer rijden, dus de eigenaar lijkt me snel opgespoord?’

‘We weten niet concreet wie het is, anders zat die al wel in de voorlopige hechtenis. Er zijn nog maar een paar van die auto’s, inderdaad, maar het lijkt erop dat de auto die we zoeken niet in het voertuigregister staat. We hebben ook nog geen kenteken. Wel hebben we een deskundige ingeschakeld voor een daderprofiel. Daar mag ik niets over zeggen natuurlijk. Maar dat geeft ons wel een belangrijke richting in het onderzoek.’

‘Dat begrijp ik natuurlijk. Uiteraard kun je daar in het belang van het onderzoek niets over zeggen. Lijkt me wel heel bijzonder, hoor, zo’n profiel opstellen met maar weinig informatie.’

‘Nou, ik neem het ook altijd maar met een beste korrel zout,’ zei Pybe. ‘Je moet namelijk echt niet in een tunnelvisie terechtkomen. Het profiel van degene die we zoeken is ook best interessant: ‘man, tweede helft dertig, taalvaardig, ouders overleden, alcoholist.’ Oh, en ook nog ‘anti-autoritair’ en ‘anti-religieus’, wat dat ook moge betekenen. We observeren diverse slijterijen, maar tot dusverre nog zonder succes. Maar hij heeft niet alleen gehandeld. Kijkend naar de moord en de overvallen zoeken we ook naar een ‘vrouw, rancuneus, doorpakker.’ Zegt dat profiel dus. Iemand uit Oost-Europa vermoeden we. Nou goed, dit heb je ook niet gehoord natuurlijk.’

‘En die moord op die gedeputeerde? Hoe heet hij ook alweer…’

‘Govert Draaiman bedoel je. De man van de raketten. Zijn zoon heeft de boel van hem overgenomen. Niet normaal wat daar in de Emmapolder allemaal gebeurt. Maar goed, nee dus. Ook nog niemand voor opgepakt. Doodgeschoten met een oud, ongeregistreerd jachtgeweer. Maar die daderinformatie heb je niet gehoord. Dat geval ligt gelukkig niet op mijn bordje, dat is district Stad.’

‘Hoe kan het allemaal zo lang duren?’ vroeg Kevin.

‘Personeelstekort hè. Het is rampzalig bij de politie momenteel. Al die bezuinigingen. Nou, je ziet wat ervan komt.’

Pybe’s telefoon ging. Hij keek erop en zei: ‘Sorry, die moet ik even aannemen hoor. Dat is Rudy.’ 

Hij bleef in de stoel zitten bij het opnemen van de telefoon. Kevin trok zich discreet terug in een hoek van de zaak, maar bleef luisteren. 

‘Pybe hier… ja…nee…vanmiddag bedoel je…waar? Wat? Nee, Westerhuizen ken ik niet…ja ja, ten westen van Oosterhuizen, dat geloof ik wel…een kerk dus…die doet het nog?…Nee, ik bedoel of er nog diensten worden gehouden…oh, maar er is dus wel een dominee…wordt lastig hè, met binnentreden…zeker, daar gaat Derks moeilijk over doen…zeer gelovig ja…weet je zeker dat het de gele auto was? Ja… nee…ok…ok…nou, nee, ik denk dat je beter weer bij een slijterij kan posten…heb je die in Zuurdijk al gehad?…ja…klopt, dat profiel moet ons wel leiden ja…precies: zoekt heil in de drank, niet in het spirituele…anti…precies: anti-religieus…geen idee, maar zo…precies, zo staat het er…ok…ok…ja, bij de bingo avond morgen…klopt, ben ik bij…nee, niet de balletjes vergeten…ok, tot dan…goeie.’

Pybe sloot het gesprek af. ‘Sorry Kevin,’ zei hij. ‘Dat was Rudy, zoals ik zei, die dacht dat er een doorbraak was in de zaken met de gele auto. Nou, vals alarm dus.’

Kevin pakte een schaar en een kam. ‘De wenkbrauwen nog even doen?’ vroeg hij. Pybe vond het goed.

Uiteindelijk, na enkele minuten, was de knipbeurt klaar. ‘Dank Kevin,’ zei Pybe. ‘Fijn dat het zo even kon. Ik zal ook even goed reclame voor je maken op het bureau.’

Ze namen afscheid, waarna Kevin weer in een stoel plofte, zijn glas leeg dronk en weer vol schonk. Het wordt tijd dat we Jack spreken, dacht Kevin. We slapen allemaal een stuk rustiger als die gele stinkbak van de aardbodem verdwijnt. Misschien kunnen we eens rondkijken in Westerhuizen, waar dat ook is.

36. N-2

Tevreden keek gedeputeerde Rupert Draaiman naar de vorderingen van de werkzaamheden in de Emmapolder: de bouw van het Govert Draaiman Space Center, vernoemd naar zijn vader. Lanceerplatform 1 was zo goed als klaar. Platform nummer 2 zou, als alles voorspoedig ging, over een maandje af zijn. Ook diverse andere objecten waren nagenoeg gereed, zoals bliksemafleiders, grote hangars en het vluchtleidingscentrum. In de gehele provincie Groningen was vrijwel geen enkel bouwbedrijf meer beschikbaar voor de versterking van huizen of een meer reguliere klus als een nieuwe badkamer. Bijna alle bouwers waren doende in de polder, waar 24/7 werd doorgewerkt om de monsterklus te klaren. 

Gedeputeerde Draaiman was er trots op dat elke Groninger, hoewel zonder stemrecht, aandeelhouder was geworden van het ruimtevaartproject, door ruimhartig bij te dragen via de verhoogde gemeentelijke onroerendezaakbelasting en andere toegenomen lasten. Deze bijdragen waren nodig, omdat de gelden die het Rijk beschikbaar had gesteld om het aardbevingsleed te compenseren – en die rechtstreeks werden aangewend voor het realiseren van het Groninger ruimtevaartprogramma – op begonnen te raken. Dat het geld überhaupt niet direct ten goede kwam aan de gedupeerde burgers, bleek geen groot punt in de regionale politiek. 

Een grote meevaller op de begroting betrof de raketten die de Groninger astronauten – steernjoagers genoemd – naar de maan en op termijn naar Mars zouden moeten brengen. Expertise om zelf een raket te ontwikkelen was er niet in Groningen. Een raket bestellen via de NASA bleek veel te duur en te tijdrovend.

De oplossing kwam uiteindelijk via een neef van gedeputeerde Draaiman, die contacten onderhield in Rusland. Via die neef kwam Draaiman op het spoor van twee antieke Sovjet-Russische maanraketten van het type N-2, die na het stopzetten van het Russische maanprogramma halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw in een gigantische loods terecht waren gekomen. De oude raketten bleken zwaar verroest. Over enkele weken zouden ze naar de Emmapolder komen, om daar te worden opgeknapt voor missies naar maan en Mars.

Anders dan de oude Amerikaanse maanraket – de Saturnus – bood de Russische variant slechts plaats aan twee astronauten. Of er alsnog – ondanks de beperkte ruimte – drie Groningers in de capsule geplaatst zouden worden, stond nog open voor discussie.

Op een ander punt zou zeker niet van het oude Russische ruimtevaartprotocol worden afgeweken. Net als in het oude Russische maanprogramma, was er geen geld en ruimte voor testvluchten. De Groninger steernjoagers – twee of drie – zouden plaatsnemen in een gereviseerde, ontroeste N-2 en op hoop van zegen worden gelanceerd.

Toen de door kapitein Bik Hamer geselecteerde aspirant-astronauten hoorden van de ‘one shot’ lancering, trokken ze stuk voor stuk lijkbleek weg. Uiteindelijk lukte het gedeputeerde Draaiman om ze bij het project te houden, door te beloven dat ze iets moois zouden krijgen als ze terugkeerden naar de aarde: een eigen boerderijtje in de Ommelanden (versterkt en wel) met een klassieke zitkuil en wat vee.

35. Over het zandpad

De laatste overval van Jack en Mascha, op het tankstation in Molenrij, was wederom een zeer lucratieve. Het vele briefgeld dat die opleverde, paste nauwelijks bij de rest in de kofferbak van de gele Opel Ascona. Kennelijk was cash geld nog steeds hét betaalmiddel in deze contreien en waren de tankstations de plek om het uit te geven. 

Na de roof hadden ze zich een weekje schuilgehouden, bivakkerend in de Opel achter een oude boerenschuur nabij Vierhuizen. Daarna gingen ze weer op pad: op zoek naar woonruimte.

De gedachten gingen uit naar achteraf gelegen, leegstaande arbeidershuisjes of schuren; verlaten objecten, aan de vergetelheid toevertrouwd, waarin ze na maanden voortvluchtig te zijn geweest een veilig toevluchtsoord zouden kunnen treffen.

Het was niet eenvoudig iets geschikts te vinden. De uitgewoonde opstallen die ze tegenkwamen, lagen veelal op bewoonde boerenerven of te dicht op de weg. 

Ook de zevende dag van hun zoektocht had niets opgeleverd. Om een plek te vinden om te kunnen overnachten, reden ze tegen negen uur ’s avonds ten noorden van Wehe-den Hoorn een zandpad op, dat – zo leek het – naar een bosje leidde. Al snel waren er geen bomen meer en zagen ze tot hun verbazing dat het zandpad leidde naar een heuvel, waarop een oud klein kerkje en een oud klein huisje stonden. 

‘Zie dit dan,’ zei Jack. ‘Ik heb nooit geweten dat hier zoiets stond’! Mascha zette grote ogen op. ‘This very old but very beautiful!’

De kerk en het huisje hadden hun beste tijd duidelijk gehad. Ze waren deels overgroeid geraakt en de daken waren verzakt. De muren waren deels ontzet en de stenen gescheurd: de littekens van de aardbevingen, veroorzaakt door de gaswinning.

Ze parkeerden de auto bij het huisje en stapten uit. Uit de kofferbak stak een deel van een briefje van vijftig euro.

‘Dit is wel een hele mooie plek Mascha!’ zei Jack. ‘Niemand die ons hier ziet!’

Mascha knikte. ‘Yes, and I don’t think this is boerenland so we don’t have trouble with a boer!’

Ze liepen rond de kerk en troffen de ingang op het westen. De deur stond op een kier en liet zich door de roestige scharnieren lastig openen. Het kleine voorportaal oogde verrassend schoon en opgeruimd. Er brandde tot Jack en Mascha’s verbazing een lampje. 

Dubbele eikenhouten deuren gaven toegang tot het schip. Daar zagen ze dat een deel van de kerkbanken was afgedekt met zeil om ze te beschermen tegen de gevolgen van het lekke dak. Ook hier brandde licht. 

Langzaam liepen Jack en Mascha richting het preekgestoelte, dat door middel van een kleine wenteltrap met de grond was verbonden. Ineens greep Mascha Jacks arm. ‘Oh look!’ zei ze. Roerloos, op de voorste kerkbank, zat een oude man met grijs haar. Ze kwamen dichterbij en zagen dat hij een stoffige, zwarte toga droeg. Hij zat met een rechte rug en de armen over elkaar geslagen. Zijn hoofd was schuin naar links gebogen. 

‘Is he dead,’ fluisterde Mascha. ‘He not move.’

Jack schudde zijn hoofd. ‘Nee, luister maar. Hij slaapt.’ Een licht ademen was hoorbaar.

Een tijdje keken ze naar de slapende man. Ze hadden geen idee wat te doen. Stilletjes weggaan? De man wakker maken en vragen om een slaapplaats?

De man werd plots wakker en staarde een tijdje voor zich uit. Jack en Mascha  verroerden zich niet. 

‘Zijn jullie met één of twee?’ vroeg hij. Zijn stem baande zich een weg door de galmende kerk. Hij bleef voor zich uitstaren.

‘Wij zijn gekomen met twee, eerwaarde,’ zei Jack.

‘Eindelijk,’ zei de oude man met een diepe zucht. ‘Eindelijk zijn mijn gebeden gehoord. En, voor wat betreft het aardse: kennelijk zijn mijn brieven eindelijk aangekomen.’

De man bleef voor zich uitstaren. Jack kwam een stap dichterbij, en zwaaide met zijn rechterhand voor het hoofd van de man. De man bleef voor zich uitkijken en reageerde niet.

‘Bent u blind, eerwaarde?’ vroeg Jack.

‘Een ieder is blind, meneer. Blind voor het kwade, maar ook voor het goede. Maar u hebt goed gezien dat het licht uit mijn ogen is verdwenen. Ik heb, lang geleden, nog net de brieven kunnen schrijven waarin ik om opvolging verzoek. Daarna ging het snel achteruit.’

‘Hoe lang is dat geleden?’ vroeg Jack. 

‘Dat zal zo’n vijftien jaar geleden zijn,’ zei de oude dominee. ‘Mijn ogen werden met de jaren slechter. Ineens werd het zwart. Het gebeurde toen ik op de televisie keek naar de finale van het songfestival. Die herinnering draag ik altijd met me mee. In die tijd kwam er nog wel eens een boer en een halve knecht voor de zondagse preek, maar ook dat hield snel op. Inmiddels is het al jaren stil op de wierde. Ik heb nooit meer iets van het kerkbestuur gehoord. Misschien is dat wel opgeheven. U bent dus mijn opvolger? Of komt u om te vertellen dat de kerk niet meer bestaat?’

Jack en Mascha keken elkaar aan. Beiden knikten langzaam, met een glimlach op het gezicht. 

‘Wij zijn hier om u af te lossen en om de verdwaalde schapen terug te laten keren,’ zei Jack op plechtige toon. ‘Ik vergeet het steeds, maar hoe heet het kerkje ook alweer?’

De oude dominee schudde zijn hoofd. ‘U bevindt zich in het dorpje Westerhuizen, dat alleen nog maar bestaat uit het huisje en deze kerk. De naam van de kerk? De Antoniuskerk. Als u iets zoekt, zult u het hier vinden.’