Mascha en Jack hadden de oude gele Opel Ascona uit het zicht achter een bosje geparkeerd, langs de weg tussen Den Andel en Westernieland. Iets verderop lag het oude stukje zeedijk. Het was rond achten op een warme zomeravond.
Ze waren tegen de bult gaan zitten om te rusten, kijkend naar het westen. Beiden waren erg moe, want ze beleefden een intense tijd. Al enkele maanden waren ze op de vlucht aan de donkere kant van het bestaan.
Jack was verantwoordelijk voor de koelbloedige moord op getuige Jan Boonham bij Het Sluishuis. Mascha had enkele maanden daarvoor gedeputeerde Govert Draaiman in zijn woning van het leven beroofd. Ook gezamenlijk hadden ze het nodige op hun kerfstok. Samen hadden ze, met iemand anders, een bomaanslag gepleegd op het Noordelijk Aardbevingsmuseum in Winsum. Daarnaast hadden Jack en Mascha meerdere overvallen gepleegd op tankstations in de regio, waaronder – kort geleden – een zeer lucratieve in Westernieland. Ze hadden nooit gedacht dat het zo eenvoudig was om zoveel geld binnen te halen. Met de opbrengst lukte het eenvoudig om te overleven.
De politie was hen nog steeds niet op het spoor. Met elke dag dat ze vrij en op de vlucht waren, groeide de angst om gepakt te worden. Eerst voelde het voortvluchtige leven als een spannend avontuur, maar de constante blik in de achteruitkijkspiegel begon zijn tol te eisen.
Jack was, na de moord op Boonham, nooit meer thuis geweest. Slapen deden ze in de Opel. Mascha was al maanden thuisloos, nadat ze de boerderij van haar geliefde Jens Boukema had ontvlucht. Beiden wisten dat de kans dat ze opgepakt zouden worden steeds groter werd, juist omdat ze steeds op pad waren en dus gezien konden worden.
Jack miste bovendien zijn oude leven, dat – voor hem – een prettige mengeling was geweest van kroegbezoek, schrijven en stevig drinken. Daar was het laatste halfjaar een behoorlijke portie activisme aan toegevoegd.
Dat activisme had extreme vormen aangenomen. Maar Jack had in het geheel geen spijt van de moord op Jan Boonham. Het slachtoffer was voor hem niet meer dan een toevallig obstakel op een rechtvaardig pad.
Zonder dat ze het wisten, hadden Jack en Mascha in de afgelopen tijd een bijzondere reputatie opgebouwd in het Groningerland. Op Facebook, Telegram en X werden diverse theorieën bediscussieerd, die de vele afschuwelijke gebeurtenissen met elkaar in verband probeerden te brengen. In alle theorieën figureerden een man met een zwarte lange jas en een gleufhoed en een kleinere dame met een rode muts, die in een gele Opel Ascona de provincie Groningen afschuimden. Volgens velen waren het gevaarlijke criminelen die zo snel mogelijk gearresteerd moesten worden. Volgens anderen waren het helden. Die mensen waren ervan overtuigd dat het tweetal geld ontnam van de brandstofmaatschappijen om het eens, op een dag, als compensatie te geven aan de Groningers. Felle discussies waren het gevolg. Waren ze de Groningse Robin Hood en zijn Marian, of eerder de Groningse Bonnie en Clyde?
Feit was dat de kofferbak van de oude Ascona stampvol zat met briefgeld, verkregen uit de overvallen op tankstations. Op de achterbank, verstopt onder oude dekens en slaapzakken, lagen diverse pistolen, een roestige Kalashnikov en doosjes met patronen.
Mascha was al snel in slaap gevallen tegen de bult. Ze snurkte licht. Jack kon de slaap echter niet vatten. Zijn gedachten hielden hem wakker.
‘Het moet anders Mascha,’ zei hij na enige tijd. ‘We kunnen dit niet veel langer volhouden. We hebben een eigen plek nodig om te schuilen. We kunnen niet steeds op pad zijn.’
Mascha reageerde niet en sliep verder.
‘Het is bizar dat we nog niet zijn opgepakt, maar het zal niet lang meer duren voordat ze ons te grazen nemen. We moeten een eigen stek vinden. Een schuilplaats. We moeten de Opel kwijtraken. De fik erin. Niet meer on the road. Nadat we iets gevonden hebben, moeten we ons een tijdje rustig houden. In de luwte liggen. Vervolgens weer terug naar de basis: het goede doel.’
Mascha sliep verder. Ze hoorde niets.
‘De basis,’ zei Jack. ‘Het goede doel. We moeten Groningen redden van de ondergang. We moeten ons losrukken van de ketens die de politiek en het grootkapitaal ons hebben omgelegd. Een revolutie. Ja, het is tijd voor revolutie.’
Mascha was ineens klaarwakker. ‘Revolutie?’ vroeg ze, met een zwaar accent. ‘Revolutie? Yes, I can do revolutie.’
‘Ook jij hebt alle reden om mee te vechten,’ zei Jack. ‘Jij hebt de liefde van je leven verloren, omdat mensen met geld en macht Jens’ land wilden hebben. Je hebt wraak genomen, maar de uitbuiting gaat door. Er is een diepe, sterke onderstroom die we moeten zien in te dammen. Het blijft maar doorgaan. Gaswinning, kerncentrales: het stopt nooit. Tenzij wij het stoppen.’
Mascha kroop tegen Jack aan en geeuwde. ‘Yes, I take revenge but still am angry. And sad. Let’s do revolutie so to stop the people from doing it again.’
Jack stond op. ‘Kom,’ zei hij. ‘We gaan. We gaan nog even bij het tankstation in Molenrij langs. Die hebben we nog niet gehad. Daarna zoeken we een huis voor ons. Een basis. Met al dat geld in de kofferbak kunnen we… kunnen we een tijdje vooruit en ook nog revolutie doen. Ja. Ik zal contact proberen te zoeken met Beweging 59. Ik denk dat Linda wel in is voor wat meer actie. En we hebben Ruud natuurlijk, van onze eigen cel. Maar ik ben het vluchten zat. Ik wil een plek met een bed en een paar flessen whiskey op de plank.’
Mascha stond ook op. ‘Yes, let’s go to Molenrij and then go home.’
‘Yes,’ zei Jack. ‘Then we go home. Wherever that may be.’
