Volgens jou kunnen we er dus niets aan doen,’ zei Kevin. ‘We moeten gewoon maar afwachten tot Groningen van de kaart wordt geveegd. Door aardbevingen, door lekkend kernafval, door massatoerisme, enzovoorts enzovoorts.’
Radboud knikte somber. ‘Juist,’ zei hij. ‘Mooier kan ik het niet maken. We zullen het hoofd moeten buigen en het euvel mensmoedig moeten doorstaan. De kans is aanzienlijk dat het hier straks onleefbaar is.’
‘Maar niets doen is toch geen optie,’ zei Gerard. ‘Dit zijn stuk voor stuk grote rampen die op ons afkomen. Dat kunnen we toch niet laten gebeuren?’
De leiding van Beweging 59, bestaande uit Gerard, Hajo, Jack, Kevin en Linda, was al de hele middag aan het discussiëren met Radboud, de uit het niets opgedoken mysterieuze ‘visionair’ die de Zeven Plagen van Groningen had aangekondigd en het nieuws daarover door middel van zijn Ommelander Mars in Groningen had verspreid. Enkele dagen terug was de Mars in Westerhuizen neergestreken, het vergeten Groningse dorpje dat nu door Jack en Mascha werd bewoond.
Radboud en de top van Beweging 59 waren bijeengekomen in het kerkje van Westerhuizen, waarin het heerlijk koel was. Buiten zinderde de zomerhitte. Ook Mascha Ikanova was bij de bespreking aanwezig. Ze zei weinig, maar luisterde aandachtig.
‘In mijn visie is het simpel,’ zei Radboud. ‘Het is een ‘Catch 22’. Als we niets doen, zorgen de Zeven Plagen uiteindelijk voor een totale uitbuiting en vernietiging van de provincie. Als jullie dat willen voorkomen, kan alleen een revolutie het stoppen. Zo’n revolutie leidt tot geweld en bloedvergieten. Je treft immers het bestaande gezag tegenover je, maar bij wijze van spreken ook de buurman of de buurvrouw die het niet met jullie eens is. Je staat dus niet alleen op tegen de overheid, maar onvermijdelijk ook tegen je eigen dorpsgenoten. Er zullen contrarevolutionaire bewegingen ontstaan. Er komt verraad en verzet tegen verzet. Opportunisten zullen instappen om een graantje mee te pikken. Financieel, of politiek. De chaos, de paniek en de niet te stoppen oorlog die zo ontstaat, zal eveneens leiden tot de vernietiging van Groningen. Voor mij is de keuze eenvoudig. Ik schuw iedere vorm van geweld. Ik zou het laten gebeuren. Dat is, vind ik, vele malen beter dan ook nog eens zelf bijdragen aan de spiraal van geweld.’
‘Hoe staat het nu met de Ommelander Mars? Gaat die nog verder?’ vroeg Linda.
Radboud schudde zijn hoofd. ‘We zijn klaar. De boodschap is door de hele provincie gegaan. Er zal vrijwel niemand meer zijn die niet op de hoogte is van de Zeven Plagen van Groningen. Een deel van de marslopers wil nu graag naar huis, om erf, haard en gezin voor te bereiden op de verschrikkingen die zullen komen. Preppen, heet dat geloof ik.’
‘Een deel gaat naar huis?’ vroeg Kevin. ‘Wat gaat het andere deel dan doen?’
Radboud keek weg. Hij wilde het liefst geen antwoord geven.
‘Kom,’ zei Jack. ‘Wat denk je. Wat wil de rest gaan doen?’
Radboud zuchtte. ‘Gaandeweg de Ommelander Mars is me gebleken dat een deel van mijn groep, het deel dat nu graag naar huis wil, samen met mij de missie had om de Groningers te waarschuwen voor de rampen, zodat ze zich kunnen voorbereiden. Het andere deel waarschuwde ook, maar wil bovendien actie. Ze willen Groningen bevrijden. Groningen verlossen. Verlossen van het economisch kolonialisme, om de Zeven Plagen voor te zijn. Dat willen ze desnoods met geweld voor elkaar krijgen.’
Radboud hield zijn handen voor zijn gezicht. Hij kon zijn tranen niet langer bedwingen. De koers van de ‘verlossers’ was duidelijk niet de zijne.
Gerard wist inmiddels welke kant hij op wilde gaan. Hij had lang nagedacht en veel getwijfeld. Maar hij wist het nu zeker. Hij dacht aan een lied van Townes van Zandt. Het is beter iets te doen, dacht hij, wat het ook is, dan niets doen en wachten tot de dood aan de deur klopt. Het heft in eigen handen nemen – it’s easier than just a-waiting around to die. Als Radboud gelijk heeft, en de Zeven Plagen gaan rondrazen in het Groningerland, zal schaapachtig wachten op de foute afloop een hel blijken.
Kevin zei: ‘Stuur de mensen die dat willen naar huis. Laat ze gaan preppen, of hoe dat ook heet. Laat ons praten met het deel dat wil opstaan tegen de uitbuiting van Groningen.’
‘Dat deel kan hier blijven, bij ons in Westerhuizen,’ zei Jack. ‘Samen gaan we verder. We moeten trainen, een strategie ontwikkelen en middelen vinden om de uitpersing van Groningen voor eens en voor altijd te stoppen. Lijdzaam toezien is geen optie. We hebben in Groningen lang genoeg het hoofd gebogen voor lieden, die niet het beste met ons voor hebben. We hebben te lang in de modder geknield voor de hereboeren.’
Mascha stond op, pakte de roestige AK47 uit de hoek en hield die omhoog. ‘Yes,’ riep ze, ‘We kniel no more! We must do revolutie!’
Iedereen juichte, behalve Radboud. Hij liep stilletjes de kerk uit. Hij had zijn missie als boodschapper volbracht, met succes, maar hij voelde zich ellendig. Het verkondigen van zijn boodschap had tot zijn grote spijt tot radicalisering geleid. De lont was nu in het kruitvat gestoken. Wat zou het eerst tot de sloop van Groningen leiden? De Zeven Plagen of het in zijn ogen wanhopige, zinloze plan die te voorkomen?
Voor Radboud was er in Groningen geen taak meer. Hij moest nu wachten op de mist om terug te gaan naar de plaats waar hij vandaan kwam. Het was nu aan de Groningers zelf om hun lot te bepalen.
