18. Op het torentje van Spijk

Dikkig in de veren probeerde de vale gier zich in evenwicht te houden. Ze zat op de balustrade van de toren van de Spijkster Andreaskerk, boven de klok. Het was tien uur in de ochtend. Een waterig zonnetje bescheen het Groningerland. De windvaan op de torenspits, een leeuw, leerde dat de wind zuidwestelijk was. 

Ze voelde zich niet goed sinds de dood van de man in de plaats met hoge huizen, nu een week geleden. Het was alsof ze in de rui was, zonder in de rui te zijn. Ze wist niet of ze echt wat onder de leden had en simpelweg de tijd moest nemen om uit te zieken. Volgens de oude vrouw op de kwelder kon het ook zijn dat ze was Aangegrepen door de Gebeurtenissen. Het lichaam kan lijden onder de ziel, had ze gezegd. Maar, zo had ze eraan toegevoegd: alleen de ziel kan het leed leiden uit het lichaam. 

De vale gier voelde aan dat deze woorden betekenis hadden, zoals alle woorden ertoe deden die de oude vrouw sprak. Wat de woorden precies wilden zeggen, vond de gier echter lastig om te duiden. 

Vanuit de lucht had de gier vorige week de rode draad het huis van de man naar binnen zien gaan. Even later volgde een harde knal. Daarna kwam de draad het huis weer uit, om noordwaarts te vertrekken. Precies zoals de oude vrouw had gevreesd.

Het suisde in de lucht. Uit het westen kwam de oude zeearend aangevlogen. Hij voegde zich bij de gier. Een tijdje zaten ze zwijgend samen op het torentje van Spijk. 

‘Het kon niet gered?’ vroeg de arend. 

De gier schudde haar verenlijf. ‘Het ging snel,’ zei ze. ‘De voorbereiding was smal. Binnen en buiten lagen vrijwel samen in het moment.’ 

‘En de nabereiding?’

De gier had geen idee. ‘Die kan zijn, maar ik weet het niet. Ik was snel naar de kwelder gegaan. Daarna werd ik min.’

De oude arend keek naar de gier. ‘Ik dacht eens,’ zei hij. ‘Zie je de onheil of breng je die?’

De gier schudde weer haar veren. ‘Ik twijfelde evenzeer,’ zei ze. ‘Ik meende immer dat ik enkel voelde en zag. Maar hier speelt het anders, dus ik was ook anders gaan denken. Maar de oude vrouw weet zeker dat het de lijnen zijn die lopen. Dat deed me weer denken slechts die te volgen.’

De arend leek opgelucht. ‘Komt het goed met je? Wat als de rampspoed versnelt?’

‘Goede vragen,’ zei de gier. ‘Ik ben het zicht even kwijt, want het vliegen deert. Maar maak je om mij geen zorgen. Ik zal gedijen. Het is de rode draad die aandacht moet. Die gaat noordwaarts en kan  verknoopt raken. De kans daarop oogt groot.’

Vanuit de toren zag de arend de groene knoppen aan de takken van de hoge bomen rond de kerk. Beloftes van het voorjaar. Over enige tijd zouden ze zich ontvouwen, gelijk de tijd in de toekomst.

17. Breaking nieuws!

Dode man aangetroffen in woning Groningen

GRONINGEN – In een woning aan het Noorderpark in Groningen is vanochtend het stoffelijk overschot aangetroffen van een man. De politie doet uitgebreid onderzoek.

Rond half negen ontving de politie een melding dat een overleden man was gevonden. Vrij snel daarna is een Team Grootschalige Opsporing opgestart. De politie gaat uit van een misdrijf. Forensische experts zijn bezig met een onderzoek in de woning. Agenten zijn een groot onderzoek in de buurt begonnen. Het Noorderpark is deels afgezet voor verkeer.

In het belang van het onderzoek zwijgt de politie over de omstandigheden waaronder de overledene is aangetroffen.

16. In de lucht achter Uithuizen

De vale gier en de oude zeearend troffen elkaar in de lucht achter Uithuizen. Hoog cirkelden ze rond, in de straffe oostenwind. Beneden hen lagen de lege boerenvelden en kwelders, grauw en hard, stil wachtend op de lente.

‘Er zijn draden gesponnen,’ zei de arend, een weinig achter de adem. ‘Ik zag dikke en dunne. En lange en korte.’ Hij had moeite de vliegrondes van de gier te volgen.

‘Ik heb ze gezien,’ zei de gier. ‘Ze liepen van noord naar oost en nu van oost naar west. Zouden ze daar stoppen?’

‘De vrouw op de kwelder zong over cirkels,’ antwoordde de arend. ‘Ze zingt enkel nog in mineur. Ze vreest het moment dat de draden straks weer noordwaarts gaan. Dan raken ze wellicht verstrikt.’

‘Had het voorkomen kunnen worden,’ vroeg de gier. ‘Als het zover komt.’ 

De arend moest hier even over nadenken. Hij wist van oorzaak en gevolg, maar hij wist ook dat een gevolg meerdere oorzaken kon hebben. ‘Veel lijnen lopen parallel,’ zei hij uiteindelijk. ‘Maar ik zie eenzelfde bron. Daarna loopt het uiteen. Maar de draad die nu westelijk loopt, kan alles samenbrengen. Die draad is rood.’

‘We zien misschien het begin van het einde van wat was,’ zei de gier. ‘Wat dan volgt, is ongewis.’

‘Volgens mij kan het nu snel gaan,’ zei de arend. ‘Laten we blijven vliegen. Zien we elkaar binnenkort op het torentje?’

‘Dat is goed,’ zei de gier. ‘Ik moet nu weer verder. Ik zie dat de rode draad de plaats met hoge huizen heeft bereikt. De zeven wolven huilen.’

De vale gier vloog snel weg richting het zuiden, de arend cirkelend in gedachten achterlatend. Uiteindelijk vertrok hij ook, richting het Grote Water in het westen. 

Daar was het nu nog rustig. Maar de arend voelde in de verte van de tijd intense dreunen en hij hoorde harde knallen, vertraagd door de lobbige ether maar onmiskenbaar in het verschiet.