42. De lont in het kruitvat

Volgens jou kunnen we er dus niets aan doen,’ zei Kevin. ‘We moeten gewoon maar afwachten tot Groningen van de kaart wordt geveegd. Door aardbevingen, door lekkend kernafval, door massatoerisme, enzovoorts enzovoorts.’

Radboud knikte somber. ‘Juist,’ zei hij. ‘Mooier kan ik het niet maken. We zullen het hoofd moeten buigen en het euvel mensmoedig moeten doorstaan. De kans is aanzienlijk dat het hier straks onleefbaar is.’

‘Maar niets doen is toch geen optie,’ zei Gerard. ‘Dit zijn stuk voor stuk grote rampen die op ons afkomen. Dat kunnen we toch niet laten gebeuren?’

De leiding van Beweging 59, bestaande uit Gerard, Hajo, Jack, Kevin en Linda, was al de hele middag aan het discussiëren met Radboud, de uit het niets opgedoken mysterieuze ‘visionair’ die de Zeven Plagen van Groningen had aangekondigd en het nieuws daarover door middel van zijn Ommelander Mars in Groningen had verspreid. Enkele dagen terug was de Mars in Westerhuizen neergestreken, het vergeten Groningse dorpje dat nu door Jack en Mascha werd bewoond.

Radboud en de top van Beweging 59 waren bijeengekomen in het kerkje van Westerhuizen, waarin het heerlijk koel was. Buiten zinderde de zomerhitte. Ook Mascha Ikanova was bij de bespreking aanwezig. Ze zei weinig, maar luisterde aandachtig. 

‘In mijn visie is het simpel,’ zei Radboud. ‘Het is een ‘Catch 22’. Als we niets doen, zorgen de Zeven Plagen uiteindelijk voor een totale uitbuiting en vernietiging van de provincie. Als jullie dat willen voorkomen, kan alleen een revolutie het stoppen. Zo’n revolutie leidt tot geweld en bloedvergieten. Je treft immers het bestaande gezag tegenover je, maar bij wijze van spreken ook de buurman of de buurvrouw die het niet met jullie eens is. Je staat dus niet alleen op tegen de overheid, maar onvermijdelijk ook tegen je eigen dorpsgenoten. Er zullen contrarevolutionaire bewegingen ontstaan. Er komt verraad en verzet tegen verzet. Opportunisten zullen instappen om een graantje mee te pikken. Financieel, of politiek. De chaos, de paniek en de niet te stoppen oorlog die zo ontstaat, zal eveneens leiden tot de vernietiging van Groningen. Voor mij is de keuze eenvoudig. Ik schuw iedere vorm van geweld. Ik zou het laten gebeuren. Dat is, vind ik, vele malen beter dan ook nog eens zelf bijdragen aan de spiraal van geweld.’

‘Hoe staat het nu met de Ommelander Mars? Gaat die nog verder?’ vroeg Linda.

Radboud schudde zijn hoofd. ‘We zijn klaar. De boodschap is door de hele provincie gegaan. Er zal vrijwel niemand meer zijn die niet op de hoogte is van de Zeven Plagen van Groningen. Een deel van de marslopers wil nu graag naar huis, om erf, haard en gezin voor te bereiden op de verschrikkingen die zullen komen. Preppen, heet dat geloof ik.’

‘Een deel gaat naar huis?’ vroeg Kevin. ‘Wat gaat het andere deel dan doen?’

Radboud keek weg. Hij wilde het liefst geen antwoord geven. 

‘Kom,’ zei Jack. ‘Wat denk je. Wat wil de rest gaan doen?’

Radboud zuchtte. ‘Gaandeweg de Ommelander Mars is me gebleken dat een deel van mijn groep, het deel dat nu graag naar huis wil, samen met mij de missie had om de Groningers te waarschuwen voor de rampen, zodat ze zich kunnen voorbereiden. Het andere deel waarschuwde ook, maar wil bovendien actie. Ze willen Groningen bevrijden. Groningen verlossen. Verlossen van het economisch kolonialisme, om de Zeven Plagen voor te zijn. Dat willen ze desnoods met geweld voor elkaar krijgen.’ 

Radboud hield zijn handen voor zijn gezicht. Hij kon zijn tranen niet langer bedwingen. De koers van de ‘verlossers’ was duidelijk niet de zijne.

Gerard wist inmiddels welke kant hij op wilde gaan. Hij had lang nagedacht en veel getwijfeld. Maar hij wist het nu zeker. Hij dacht aan een lied van Townes van Zandt. Het is beter iets te doen, dacht hij, wat het ook is, dan niets doen en wachten tot de dood aan de deur klopt. Het heft in eigen handen nemen – it’s easier than just a-waiting around to die. Als Radboud gelijk heeft, en de Zeven Plagen gaan rondrazen in het Groningerland, zal schaapachtig wachten op de foute afloop een hel blijken.

Kevin zei: ‘Stuur de mensen die dat willen naar huis. Laat ze gaan preppen, of hoe dat ook heet. Laat ons praten met het deel dat wil opstaan tegen de uitbuiting van Groningen.’ 

‘Dat deel kan hier blijven, bij ons in Westerhuizen,’ zei Jack. ‘Samen gaan we verder. We moeten trainen, een strategie ontwikkelen en middelen vinden om de uitpersing van Groningen voor eens en voor altijd te stoppen. Lijdzaam toezien is geen optie. We hebben in Groningen lang genoeg het hoofd gebogen voor lieden, die niet het beste met ons voor hebben. We hebben te lang in de modder geknield voor de hereboeren.’

Mascha stond op, pakte de roestige AK47 uit de hoek en hield die omhoog. ‘Yes,’ riep ze, ‘We kniel no more! We must do revolutie!’

Iedereen juichte, behalve Radboud. Hij liep stilletjes de kerk uit. Hij had zijn missie als boodschapper volbracht, met succes, maar hij voelde zich ellendig. Het verkondigen van zijn boodschap had tot zijn grote spijt tot radicalisering geleid. De lont was nu in het kruitvat gestoken. Wat zou het eerst tot de sloop van Groningen leiden? De Zeven Plagen of het in zijn ogen wanhopige, zinloze plan die te voorkomen? 

Voor Radboud was er in Groningen geen taak meer. Hij moest nu wachten op de mist om terug te gaan naar de plaats waar hij vandaan kwam. Het was nu aan de Groningers zelf om hun lot te bepalen.

41. Een oud gevoel

Boer Jellersma uit Marum voelde veel sympathie voor de Ommelander Mars. De boodschap die door de deelnemers werd uitgedragen, had bij hem een gevoelige snaar geraakt. Hij vond het daarom geen probleem dat de groep, bestaande uit zo’n tweeduizend mensen, op zijn graslanden langs de A7 was neergestreken. De groep gedroeg zich ordentelijk. Het tentenkamp dat was opgezet, was in wezen een klein dorpje, waarin iedereen een bepaalde rol vervulde. Zo waren er personen die de was deden, waren er koks en werd zelfs gedacht aan beveiliging. Dit ging allemaal zonder overlast voor Jellersma. Maar nadat ongeveer een maand was verstreken, vond hij het welletjes. 

Gemeenteambtenaren hadden de boer te kennen gegeven dat hij niet over een kampeervergunning beschikte en daarom, door de tenten toe te laten, de wet overtrad. ‘Mooie boel,’ had Jellersma tegen de burgemeester gezegd. ‘Nou is’t ineens mijn probleem.’ De burgemeester, verantwoordelijk voor het toerisme, had dat niet ontkend. ‘Je had ze gewoon niet moeten toelaten,’ had hij gezegd. ‘Ze veroorzaken met hun boodschap alleen maar onrust. Zorg nou maar dat ze weggaan uit mijn gemeente.’

Op een buiige zomerdag klom Jellersma daarom in één van zijn trekkers – een rode  Fendt – en reed naar het kamp, om de aanvoerder van de Mars te spreken. De boer trof hem in zijn tent, die in het midden van het kamp was opgezet. De leider van de Mars, die zich Radboud noemde, kwam net uit een middagdutje. Hij veegde de lange grijze haren voor zijn ogen weg, geeuwde luid en trok zijn bruine corduroy pak recht.

‘Dag Jellersma, goed je weer te zien,’ zei Radboud.

‘Insgelijks,’ zei de boer. ‘Lekker geslapen?’

‘Ik heb heerlijk geslapen. Ik gebruik goede oordoppen en dan deert het verkeer op de snelweg niet. Ik heb zo’n dutje ook echt even nodig, om weer contact te maken met het universum.’

Jellersma trok zijn wenkbrauwen omhoog en knikte. ‘Nou, dat is dan mooi. Zeg, ik moet even met je praten.’

‘Ik weet het,’ zei Radboud. ‘We moeten weg. We hebben al veel te lang van je gastvrijheid genoten. En daarbij komt: ook de gemeente begint moeilijk te doen.’

‘Eh ja, inderdaad,’ zei de boer. ‘Klopt helemaal. Goed geraden.’ 

‘Ah nee, Jellersma. Het is dat universum. Dat geeft dingen door, als ik slaap. Ik weet dat het moeilijk te geloven is. Maar dat doet er niet aan af.’ 

‘Er is ook nog een andere reden waarom het tijd wordt de boel af te breken,’ zei de boer.

‘Iets met televisie, de liefde en je oudste zoon,’ zei Radboud.

‘Uh, klopt. Volgende week komen ze hier voor ‘Boer zoekt vrouw’. We hebben onze oudste zoon, de opvolger van het bedrijf, daarvoor opgegeven.’

‘Dat klopt,’ zei Radboud. ‘Dat weet ik. En ik snap het natuurlijk. Het vinden van een goede partner is een precair spel, dat slechts weinig afleiding gedoogt. Het is prima, Jellersma. Ik heb vanochtend al aan mijn volgers te kennen gegeven, dat we weer gaan opbreken. Ik verwacht dat we morgen aan het begin van de middag weg gaan. Is dat vroeg genoeg?’

Boer Jellersma was opgelucht. ‘Dat is heel goed,’ zei hij. ‘Ik kom dan nog wel even langs. Heb je enig idee waar jullie nu naar toe gaan? Of is de Mars voorbij?’

‘Het is nog niet voorbij,’ zei Radboud. ‘Ik heb van het universum doorgekregen dat we van hier noordwaarts gaan, en dan een stukje naar het oosten. We moeten dan gek genoeg naar ‘huizen in het westen’. Met die tegenstrijdigheid moet ik het helaas doen. Heb jij een idee wat dat kan betekenen?’

Jellersma schudde zijn hoofd. ‘Geen idee wat daarmee wordt bedoeld. Zoals je weet snap ik hoe dan ook niets van dat universum gebeuren.’

Radboud schudde Jellersma’s hand. ‘Goed dan. Dank voor de tijd die we hier hebben mogen doorbrengen. Hopelijk treffen we elkaar morgen nog even.’

Jellersma wilde wat zeggen, maar aarzelde.

Radboud zei: ‘Zeg het maar, Jellersma.’

‘Nou, ik vroeg me af, komt het ooit nog goed met onze provincie? Als ik die zeven plagen goed op me laat inwerken, dan vrees ik dat er binnenkort niets meer van Groningen over is.’

‘Een terechte vrees,’ zei Radboud. ‘Denk in termen van rook en een groot zwart gat. Maar het is onduidelijk hoe het precies zal gaan. Een allesvernietigende aardbeving? Een ontplofte kerncentrale? Of zorgt de onrust die de angst voor de plagen teweegbrengt voor het einde?’

Jellersma knikte langzaam en vertrok. 

Op de trekker, terug naar huis, dacht hij na over de woorden van Radboud. Hij vond ze lastig te duiden. De onrust die de angst teweegbrengt. Nee: de plagen die angst veroorzaken. Of… 

Hij schudde zijn hoofd. Eigenlijk zei Radboud dat het linksom of rechtsom hoe dan ook mis zou gaan, dacht hij. Het komt dus nooit meer goed. De hele provincie naar de tering, van Lauwersoog tot aan de Dollard en van Drenthe tot aan het Wad.

Een oud gevoel, komend vanuit het onbewuste of iets anders, maakte zich van Jellersma meester. Een gevoel dat teruggreep op verloren tijden, maar dat nog ergens diep lag verankerd. Een gevoel uit de tijd dat het soms nodig was om op te staan en dat wat goed is, zien te behouden.

Hij reed zijn erf op en mompelde: ‘Nu ga ik eerst al mijn mestvorken verzamelen. Dan ga ik ze schoonmaken en het hout in de olie zetten. En dan pak ik de vijl en ga ik ze slijpen.’

40. Redactioneel

Al enkele maanden doorkruist de Ommelander Mars het Groningerland. Met een blik op de kaart van onze provincie lijkt het erop dat dit ‘doorkruisen’ misschien wel heel letterlijk genomen moet worden. De Mars, waarmee – zoals bekend – gewaarschuwd wordt voor zeven plagen die Groningen zullen teisteren (en die onze provincie deels al kwellen), is begonnen rond Lauwersoog. Daarna ging het schuin naar het zuidoosten, naar Munnekemoer onder Ter Apel. Vervolgens liep de tocht naar het noordoosten, naar de Eemshaven. Vanuit daar is de Mars, met inmiddels zo’n tweeduizend deelnemers, richting het zuidwesten gegaan. 

De groep bivakkeert nu alweer enkele weken op een stuk grasland tussen de A7 en de Haarsterweg in Marum. Onze krant berichtte daar gisteren nog over. Wie een stift pakt en lijnen trekt tussen de vier genoemde punten – van Lauwersoog naar Munnekemoer, dan naar de Eemshaven en vanuit daar naar Marum – die ziet dat er een groot kruis is gezet door het Groningerland. 

Een groot kruis. Is dat toeval? Of is het bewust gecreëerde symboliek om de boodschap kracht bij te zetten? Of is het een voorbode van wat komen gaat, en is het einde der tijden echt nabij voor de Groningers? 

Vorige week dinsdag berichtte onze krant dat relatief veel Groningers noodpakketten inslaan, waarbij als voornaamste reden niet de dreigingen op het wereldtoneel, maar de onrust in het thuistheater werd genoemd. In zoverre zijn de zeven plagen al een dagelijkse realiteit. Groningen bereidt zich voor op rampspoed. Zevenvoudig, als de boodschap van de Ommelander Mars juist is.

Het is gissen welke kant de beweging opgaat, wetende dat de leider van de groep, die zich Radboud noemt, tot nu toe weigert te praten over het precieze doel van de Mars. Dat Groningen zich heeft blootgesteld aan zeven plagen, lijkt nu wel duidelijk. Toch blijft hij lopen. Vele vragen dienen zich nu aan. Wie is Radboud? Hoe komt hij aan de kennis over de plagen? En, gesteld dat we ons daadwerkelijk moeten opmaken voor een zware tijd: kan Radboud zorgen voor verlossing?

Het is een cliché, maar daarom niet minder waar: de tijd zal het ons leren. Eens kijken we terug en is alles duidelijk. Tot het zover is, is onzekerheid helaas troef. Laten we naar elkaar omkijken en hopen op een goede afloop.

Loek Zuurman, hoofdredacteur van De Groninger Avondbode