Met de stem van chatbot Elora op de speakers oefende de groep van Linda nu al een week diverse aanvals- en verdedigingstechnieken in het Lauwersmeergebied. Alles wat iemand ooit op dat vlak had bedacht, was wel ergens op het internet te vinden. Elora filterde razendsnel de beste informatie eruit en presenteerde die als instructies aan de groep.
Op een zonnige nazomerochtend stond de groep, na het nuttigen van het ontbijt, weer in de startblokken voor een nieuwe trainingsdag. Linda vroeg Elora naar het trainingsschema van de dag, maar het antwoord van de chatbot werd overstemd door het roepen van Deborah, die op het toiletgebouw van de oude camping ‘De Reuzenalk’ op de uitkijk stond. Ze wees naar het zuiden en riep: ‘Purperkoet! Purperkoet’!
Dat was voor iedereen het afgesproken signaal om alle wapens te verbergen en snel de verrekijkers en de fototoestellen om te hangen, omdat er gevaar dreigde voor ontdekking.
Aanvankelijk was het signaalwoord ‘kievit’ geweest, maar op aanraden van Elora werd, om de schijn van bevlogen vogelaars op te houden, de naam gekozen van een voor dit gebied zeldzamere vogel.
Nadat ze erop had toegezien dat al het wapentuig in kisten, koffers en tenten was opgeborgen, liep Linda richting Deborah om te horen wat ze had gezien.
‘Ik zag een groep van zo’n twintig mannen en vrouwen, die twee aan twee in looppas door het gebied renden,’ zei Deborah opgewonden. ‘Maar nu zie ik ze niet meer, door de bosserijen.’
‘Was het een hardloopclub die aan het trainen is?’ vroeg Linda.
‘Ze zagen eruit als echte soldaten,’ zei Deborah. ‘Ze renden heel strak en gedisciplineerd. Ze hadden soldatenkleding aan, net als wij. Ze zongen ook.’
‘Dat is vreemd,’ zei Linda. ‘In principe komen de militairen die hier in de buurt zijn nooit verder dan de Rabenhauptkazerne en het oefenterrein. Droegen ze wapens of rugzakken?’
‘Nee,’ zei Deborah. ‘Maar ik zag wel dat ze verrekijkers en fototoestellen om hadden.’
‘Een groep vogelaars?’
‘Geen idee natuurlijk,’ zei Deborah. ‘Wel gek dan dat ze als soldaten rondrennen.’
Minstens zo gek als wij, dacht Linda.
‘Oh shit, ze komen onze kant nu op!’ riep Deborah.
‘Kom van dat dak af, want dat wekt alleen maar argwaan,’ zei Linda. ‘Blijf rustig. Hier hebben we op getraind. Kom, we moeten nu snel in de ornitologenopstelling. Pak je verrekijker en fototoestel.’
Even later, na de nodige bevelen van Linda, liep iedereen met een verrekijker of een fototoestel rond, alsof ze vogels probeerden te spotten. Conform de instructies van Elora voerden ze daarbij passende gesprekken over vreemde vogels, om geloofwaardig te zijn.
‘Zag ik nou een rosse stekelstaart met z’n blauwe snaveltje?’ zei iemand.
‘Ik zag een paarse poot, dus ik zou eerder denken aan een gekneusde blauwvoetgent,’ antwoordde een ander.
De groep die Deborah had gespot, was het terrein van de oude camping opgelopen. Ze konden elkaar nog niet zien, want het toiletgebouw ontnam iedereen het zicht. Wel kon Linda de groep horen praten. ‘Even pauze jongens,’ zei een man. ‘Daarna weer in looppas terug naar de basis.’
‘Vergeet de meisjes niet hè,’ zei een vrouwenstem.
Iedereen lachte. Beiden spraken met een sterk accent, dat aan een Friese afkomst deed denken. ‘Nou goed, jongens én meisjes mogen rusten,’ zei de man. Hij deed zijn pet af, bezwete rode krullen onthullend. ‘Waar zouden we ook…’ Hij stopte met praten bij het zien van Linda’s groep, die driftig pratend, turend en wijzend op de camping rondliep.
De man met het rode haar, die kennelijk de aanvoerder was, knikte kort naar zijn eigen groep en kneep in zijn rechter oorlel. Een teken, kennelijk, want direct daarop pakte iedereen zijn of haar fototoestel of verrekijker en begon – met Friese tongval – over vogels te praten.
‘Denk je dat de condor ons weer passeert?’ vroeg iemand.
‘Misschien is de arend wel geland,’ zei een ander.
Iedereen van de vreemde vogelaargroep liep net als Linda’s groep rond in groene camouflagekleding en zwarte kistjes. Op hun hoofd droegen ze bijpassende petjes, met daarop ‘F.F.’ geborduurd. Los van die letters was de gelijkenis met de kledij van Linda’s groep opmerkelijk.
Linda liep naar de man met het rode haar. Ze wilde in de houding springen, maar bedacht zich net op tijd. Ze stak haar hand uit. ‘Hoi,’ zei ze. ‘Ik ben Linda van vogelaargroep Beweging 59.’
De man met het rode haar bracht zijn hand omhoog om te salueren, maar liet hem snel zakken om Linda de hand te schudden. ‘Hoi,’ zei hij. ‘Ik ben Sietze van vogelaargroep de Fryske Freiheit.’
Ze keken elkaar een tijdje ongemakkelijk aan, niet goed wetend wat te zeggen. Moesten ze nu een gesprek voeren over vogels?
Plots klonk de stem van chatbot Elora, komend uit zowel de telefoon van Linda als die van Sietze.
‘Laten we even een rustig plekje zoeken om te praten,’ zei Elora. ‘Ik vrees dat ik jullie beide een verklaring schuldig ben.’
