48. Uitbuiken in Huize Overvloed

Na het nuttigen van een copieuze maaltijd in ‘Huize Overvloed’, het statige gebouw van herensociëteit Non Curo aan de Oude Kerkstraat in Appingedam, bleven Roderick, Etiënne en Arnaud nog even hangen voor een sigaar en een cognacje. De overige heren die bij het diner hadden aangeschoven, zo’n tien in totaal, waren huiswaarts gegaan of vertrokken naar  vergaderingen elders.

De sociëteit had hele diepe wortels. Ze was aan het einde van de zestiende eeuw opgericht om de economische belangen te beschermen van de oprichters, die werkzaam waren in de wolhandel, de scheepvaart en de turfwinning. De Ommelander adel, die zich van Friese afkomst waande, had zich in die periode tegen het Spaanse gezag gekeerd, waardoor de oprichters – Spaansgezind en uiterst vermogend – vreesden voor hun rijkdom en positie. Na de Tachtigjarige Oorlog moesten ze hun verlies erkennen, maar de leden van de sociëteit zwoeren dat ze zich nimmer zouden onderwerpen aan een Friese overheersing. Achter de schermen werd hard gewerkt om de Friese gebieden uiteen te drijven. Dit deden ze met veel geduld en in stilte, tot het na eeuwen eindelijk lukte om Groningen als aparte provincie af te laten zonderen en de bewoners geleidelijk aan lijnrecht tegenover de Friezen te plaatsen. Zo werd bovendien een eigen achtertuin gecreëerd om in te spelen en om daarin – in het geheim – langzaam maar zeker de macht voor eigen gewin uit te breiden en uit te buiten.

In de tijden dat de hereboeren het in de Ommelanden nog voor het zeggen hadden, werd een belangrijke basis gelegd voor het uitknijpen en uitbuiten van het volk. Dit kwam door de heren van de sociëteit, die meenden dat met harde hand voorkomen moest worden dat de arbeidende Groninger zou opstaan en zijn deel van de wereld zou opeisen. Zijn vrijheid. Dat was in de ogen van Non Curo een verwerpelijk Fries concept dat de maximalisatie van winst in de weg zou staan.

De emancipatie van de arbeider viel echter niet meer te stoppen. In de tweede helft van de twintigste eeuw werd het spannend, door sterker wordende vakbonden en slopende stakingen. Het lukte dit weer te sussen. Er werden daarna nieuwe plannen gesmeed om het volk rustig te houden. Een briljante zet van de sociëteit was om te zorgen dat de lokale overheid hoge subsidies ging inzetten om het dagelijkse leven te ontwrichten. Langzaam maar zeker verdwenen de kroegbazen en de ambachtelijke taartenmakers, opgevolgd door zwaar gesubsidieerde dorpshuizen en bakkerijen. Potentiële brandhaarden van verzet werden zo bij voorbaat preventief geblust. Immers: veel bewoners, verenigd in stichtingen en clubjes, waren maar wat blij met het zoete overheidsgeld, waardoor kritiek op de gevestigde orde al snel gesmoord werd. Kleine, hardwerkende ondernemers hadden überhaupt geen plaats in het wereldbeeld van de sociëteit. Alleen de ‘grote jongens’ deden er in hun ogen toe.

Een andere lijn van de sociëteit was het blijvend stimuleren van de Groningse taal en cultuur. Des te harder er in de overgesubsidieerde ruimtes werd meegezongen met liedjes over moestuintjes in de klei, des te dieper werd de nog jonge Groninger cultuur bij het volk ingescherpt. Het laatste dat de sociëteit wenste, bij wijze van spreken, was een opruiende punkband in een ongecontroleerd drankhol in een Ommelander dorp. 

Ook zaken als het schrappen van buslijnen, het niet toelaten van snel internet en het laten ontsporen van schadevergoedingstrajecten rondom de gaswinning kwamen uit de eindeloze, duivelse koker van de sociëteit. Menig bestuurder en politicus, zowel op provinciaal als gemeentelijk niveau, danste naar de gouden pijpen van sociëteit Non Curo.

Nog steeds waren de leden van de sociëteit, inmiddels onder meer werkzaam in de IT-sector, de olie- en gasindustrie en de financiële dienstverlening, uiterst bedreven in het op de achtergrond uitoefenen van invloed op de politiek en de overheid. De sociëteit was niets minder dan een heuse deep state, die de touwtjes in het Groningerland strak en stevig in handen had. 

‘Ik mis Govert Draaiman wel hoor,’ zei Etiënne. ‘Echt zonde dat hij er niet meer is.’ Sigarenrook wolkte uit zijn vettige mond. Etiënne, een bebaarde man van rond de veertig, zat sinds zijn afgebroken studie Bedrijfskunde al diep in de wereld van IT en was er enkele jaren geleden als de kippen bij toen AI zijn veelkoppige hoofd liet zien. 

‘Man, die was nog eens een pion,’ zei Arnaud. ‘Een ware strijder. Eén appje naar Govert en er kwam zo maar weer een overheidsinstantie bij om zogenaamd de bevingsproblematiek op te lossen.’ Arnaud had een fortuin verdiend in de Groninger gaswinning. Hij was begin zestig en was onlangs gehuwd met zijn vierde vrouw.

‘Zijn zoon Rupert lijkt veelbelovend, maar moet nog wat gegroomd worden,’ zei private banker Roderick. Hij was al grijs, ook al was hij nog maar dertig. ‘Hij is voor mijn gevoel nog een beetje een liability. Niet zo snugger als zijn ouwe heer.’

‘Toch is het hem goed gelukt om die raketbasis te bouwen daar bij de kust,’ zei Etiënne. ‘Nota bene met Nieuw Begin-geld dat natuurlijk voor het volk bestemd was. Super gedaan, hoor.’

‘Maar zijn pa had dat natuurlijk al voorgekookt,’ zei Arnaud, een slokje van zijn cognac nemend. ‘Man, die heeft lopen lobbyen in Den Haag, niet normaal. Och, wat mis ik hem.’

‘Kunnen we niet ergens een dikke winter kopen?’ vroeg Roderick. ‘Gewoon wat vaten met troep de lucht in schieten. Is vast ergens te koop in het Oostblok of zo. Vette vorst tot in mei. Jongen, iedereen zal smeken om het Groningse gas. Ik zweer het je: het volk gaat die putten eigenhandig met blote handen opentrekken, met hulp uit Den Haag.’

Arnaud moest lachen, zich bijna verslikkend in zijn drankje.

Etiënne nam het wat serieuzer. ‘Verdomme, da’s een top idee,’ zei hij. ‘Ik heb een vriend die goed zaken doet in die omgeving. Je weet wel, die kerel die de oude Russische raket hierheen heeft gesleept. Ik zal hem eens aan zijn jasje trekken.’

‘Wanneer gaat die roestbak nou eens de ruimte in?’ vroeg Arnaud.

‘Ik weet nog niet of die de ruimte in moet,’ zei Roderick. ‘De Amerikanen gaan ook weer naar de maan, geïnspireerd door ons initiatief. Misschien dat dat een beter paard is om op te wedden.’

‘Zeg,’ zei Etiënne, zijn mond afvegend. ‘Even wat anders. Wat vinden jullie van die verhalen van Jan-Pieter, zonet bij het eten. Spielerei of serious shit?’

‘Je bedoelt die berichten over een op handen zijnde opstand met de geur van Fryske duumpkes?’ vroeg Arnaud. ‘Ik weet het niet. Misschien is het tijd voor een stevig potje law and order hier.  Ik zal de hoofdofficier van justitie eens op een borrel trakteren. Dan weten we snel van de hoed en de rand.’

Roderick zuchtte diep. ‘Ik vind het allemaal maar vermoeiend hoor. Zeg Etiënne, kunnen we de risico’s niet door AI laten inschatten? Gewoon wat parameters invoeren en zien wat het dreigingsniveau is. Piece of cake lijkt me toch? Kunnen wij gewoon blijven roken, drinken en geld verdienen.’

‘Je moet de techniek laten werken jongens, je moet niet werken voor de techniek,’ zei Arnaud met een bulderende lach.

‘Ik heb een tijd geleden wat geld gepompt in een start up,’ zei Etiënne. ‘Project Elora heet het volgens mij. Beetje louche figuren, die beweerden dat hun chatbot door real time trainingen gewoon knetteractueel is en in no time slimmer kan worden dan de mens. Die Elora is dus niet enkel getraind op de informatie zoals dat in 2015 of zo op het internet stond. Ik geloof er eigenlijk niks van, maar ik kan eens vragen of ik er een testje mee kan doen.’

‘Nou, super,’ zei Roderick, een luide boer latend. ‘Ook weer geregeld. Zeg, volgens mij is kokkie er nog. Zullen we nog een kroketje doen?’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *