38. Code Geel

Voorzichtig reed Kevin op een mooie zomeravond tegen zonsondergang met zijn zwarte Dodge Ram het smalle, lange zandpad op dat leidde naar Westerhuizen. Naast hem zat Linda. Het vergeten dorpje, gelegen op een hoge wierde ten westen van Oosterhuizen, bestond alleen nog maar uit een karig huisje en een oude kerk.

Op het pad, zo’n vijftien meter verwijderd van het huisje en de kerk, stond een rood-witte wegversperring, waaraan een bord ‘verboden in te rijden’ was bevestigd. Daarnaast hingen diverse andere borden, met de woorden BOUWTERREIN – HERSTEL BEVINGSSCHADE – LEVENSGEVAARLIJK – BETREDEN VERBODEN. 

‘Wat gaan we doen?’ vroeg Linda. ‘Rechtsomkeert? Het lijkt me sterk dat we Jack hier treffen. Schuilen op een bouwterrein waar gewerkt wordt lijkt me op z’n zachtst gezegd onhandig.’

‘Ik zie geen werkbusjes staan, dus we kunnen nu best even een kijkje nemen,’ zei Kevin. ‘Die politieman had hier een gele auto gezien. Misschien is Jack hier kort geweest en vinden we daarvan nog een aanwijzing.’

Kevin en Linda stapten uit en liepen richting het kleine huisje. ‘Dat ze dit nog herstellen,’ zei Linda. ‘Alles is ontwricht.’ Ze probeerden de deur, die scheef in de hengsels hing, te openen. Zonder succes. ‘Die zit op slot, of die zit klem,’ zei Kevin.

‘Laten we even bij de kerk kijken,’ zei Linda. Ze draaiden zich om, maar bleven abrupt staan. Tegenover hen stond een kleine vrouw, in het zwarte gekleed. Lange, donkere haren vielen van onder een rode muts op haar schouders. In haar handen hield ze een oud, roestig geweer, gericht op Kevin en Linda. ‘Jezus,’ zei Linda zacht. ‘Een Kalashnikov.’

Zonder na te denken wierpen Kevin en Linda hun handen in de lucht. Met een zwaar accent, dat onmiskenbaar een Oost-Europese afkomst prijs gaf, zei de kleine vrouw: ‘You must leave now. This private property. Go or I call politie.’

‘No, no,’ zei Kevin. ‘Don’t call the police. I’m sorry, we shouldn’t be here.’ 

Langzaam, met de handen omhoog, liepen Kevin en Linda achterwaarts richting de auto. 

‘Stop!’ riep de vrouw. ‘I not trust you. Why come here so late.’

‘We waren gewoon… we were just driving around you know,’ zei Linda. ‘We were just curious. We are tourists. We mean no harm. We’ll leave now, don’t shoot.’

Mascha keek de twee indringend aan. ‘Curious tourists sometimes disappear,’ zei ze. ‘They made bad choice.’

Kevin wilde iets zeggen, maar werd overstemd door een luide, opgewekte mannenstem. ‘Wel potverdorie! Linda en Kevin! Put away the AK, Mascha. This is good folk. These two are from the Beweging fifty nine I told you about!’ 

‘Jack!’ riepen Kevin en Linda gelijktijdig, toen ze hem hun kant zagen oplopen. Ze waren opgelucht en erg verrast.

Mascha keek achterdochtig naar Kevin en Linda, maar richtte het geweer naar de grond. 

De drie omhelsden elkaar als oude vrienden. ‘Kom,’ zei Jack. ‘We gaan naar de kerk. Daar hebben we licht en geen last van toeristen. Die borden hebben we ergens weggesnaaid en hier neergezet om pottenkijkers te weren.’

In de kerk wisselden Jack, Kevin en Linda onder het genot van een drankje hun belevenissen uit van de afgelopen maanden en maakten Kevin en Linda kennis met Mascha, die langzaam maar gestaag ontdooide. 

Jack werd bijgepraat over het reilen en zeilen van Beweging 59 en kreeg zo te horen dat de groep niet echt verder was gekomen. ‘Het is lastig om elkaar te ontmoeten,’ zei Kevin. ‘En daarnaast ontbreekt het ons aan geld om goede acties op touw te zetten.’ 

Jack was in lachen uitgebarsten en toonde hen de inhoud van de kofferbak van de Opel Ascona, die uit het zicht achter de kerk stond geparkeerd. ‘Aan geld voorlopig geen gebrek,’ zei Jack. 

Hoewel Kevin de details over de rooftochten niet wilde horen, kreeg hij ze toch. Ze bleken uiteindelijk dertien tankstations te hebben bezocht, en niet alleen om te tanken.

Voorzichtig vroeg Linda naar de moord op getuige Jan Boonham bij Het Sluishuis. ‘Je hoeft niks te zeggen natuurlijk,’ zei ze. ‘Maar het zou wel het een en ander verklaren.’ Jack was helder in zijn verhaal. ‘Dat was ik Linda. Ik was er toevallig met Mascha. Ineens begon die man te wijzen en te roepen dat hij mij gezien had bij de aanslag op het NAM. Ik ben er niet trots op, maar ik was het. Ik moest iets doen. Ik schoot met het pistool dat jij aan mij had geleend. Nog dank, dus. Ik heb het ergens in het Lauwersmeer gedumpt.’

Kevin wist niet wat hij hoorde. Dat Jack verantwoordelijk was voor de dood van Boonham, bevestigde slechts zijn sterke vermoeden. Wat hem op dat moment vooral schokte, was het feit dat Linda hem een wapen had verschaft. 

‘En deze plek jongens, die is van ons,’ zei Jack blijmoedig. ‘De kerk, het huisje, de wierde.’

‘Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?’ vroeg Linda.

‘Toen we hier voor het eerst kwamen, troffen we een oude dominee die graag een opvolger wilde. Hij was blind, ziek en moe. Er was niemand die naar hem om keek. Geen vrienden, geen familie. We hebben de beste man zo goed mogelijk verzorgd. Dat stemde hem zo blij, dat hij bij het kerkbestuur, dat graag van de kerk af wilde, voor elkaar kreeg dat we het voor een symbolisch bedrag konden kopen. Voor vijf euro maar liefst. Als ik mijn huisje in Pieterburen aan een bevlogen randstedeling kan verkopen, hebben we samen met het geld uit de kofferbak van de Ascona een mooi kapitaaltje om de boel op te knappen. Vorige week is de dominee overleden. Johannes Groenling heette hij.’

Kevin keek bedenkelijk. ‘Hoe is hij overleden?’

Jack schudde zijn hoofd. ‘Een natuurlijke dood. Wees gerust. Hij beweerde al 93 te zijn. Op een ochtend troffen we hem levenloos in bed. We hebben hem hier een mooie begrafenis kunnen geven.’

‘Er is nog wel een probleem,’ zei Kevin. ‘De auto. Die moet zo snel mogelijk verdwijnen. De politie ziet de gele Ascona als verbindende factor tussen de bomaanslag, de moord en de overvallen. Het is een tikkende tijdbom.’

Jack zuchtte diep. ‘De Ascona is met mij vergroeid. Ik heb hem al veertig jaar. Ooit van een smokkelaar overgekocht, in Bellingwolde. Met valse kentekenplaten. Je wil niet weten wat er zich allemaal in die auto heeft afgespeeld. Die doe je niet zo maar weg natuurlijk.’

‘Zodra de politie hem ziet rijden, is het afgelopen met je,’ zei Linda. ‘En ons trek je dan mee. Het is echt een wonder dat je nog niet bent opgepakt.’

Mascha knikte. ‘Linda and Kevin are right Jack. Yellow car must go.’

Na een tijdje lukte het om Jack te overtuigen en werd een plan bedacht om de auto te laten verdwijnen. Enkele dagen later werd het uitgevoerd. Met een kraantje nam Hajo van ‘Bie Pompe’ een flinke hap uit de wierde van Westerhuizen, waarna de auto – ontdaan van vingerafdrukken en ander potentieel bewijsmateriaal – erin geschoven werd. Het gat werd afgedicht en beplant. Het werd een emotionele ceremonie.

Het vele papiergeld dat in de kofferbak lag, werd opgeslagen in een plastic ton, die in de grond terechtkwam. Er bovenop kwam een ronde hardhouten plaat met een tuinkabouter, die eenvoudig verplaatst kon worden om bij de bankbiljetten te kunnen. 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *