Tevreden keek gedeputeerde Rupert Draaiman naar de vorderingen van de werkzaamheden in de Emmapolder: de bouw van het Govert Draaiman Space Center, vernoemd naar zijn vader. Lanceerplatform 1 was zo goed als klaar. Platform nummer 2 zou, als alles voorspoedig ging, over een maandje af zijn. Ook diverse andere objecten waren nagenoeg gereed, zoals bliksemafleiders, grote hangars en het vluchtleidingscentrum. In de gehele provincie Groningen was vrijwel geen enkel bouwbedrijf meer beschikbaar voor de versterking van huizen of een meer reguliere klus als een nieuwe badkamer. Bijna alle bouwers waren doende in de polder, waar 24/7 werd doorgewerkt om de monsterklus te klaren.
Gedeputeerde Draaiman was er trots op dat elke Groninger, hoewel zonder stemrecht, aandeelhouder was geworden van het ruimtevaartproject, door ruimhartig bij te dragen via de verhoogde gemeentelijke onroerendezaakbelasting en andere toegenomen lasten. Deze bijdragen waren nodig, omdat de gelden die het Rijk beschikbaar had gesteld om het aardbevingsleed te compenseren – en die rechtstreeks werden aangewend voor het realiseren van het Groninger ruimtevaartprogramma – op begonnen te raken. Dat het geld überhaupt niet direct ten goede kwam aan de gedupeerde burgers, bleek geen groot punt in de regionale politiek.
Een grote meevaller op de begroting betrof de raketten die de Groninger astronauten – steernjoagers genoemd – naar de maan en op termijn naar Mars zouden moeten brengen. Expertise om zelf een raket te ontwikkelen was er niet in Groningen. Een raket bestellen via de NASA bleek veel te duur en te tijdrovend.
De oplossing kwam uiteindelijk via een neef van gedeputeerde Draaiman, die contacten onderhield in Rusland. Via die neef kwam Draaiman op het spoor van twee antieke Sovjet-Russische maanraketten van het type N-2, die na het stopzetten van het Russische maanprogramma halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw in een gigantische loods terecht waren gekomen. De oude raketten bleken zwaar verroest. Over enkele weken zouden ze naar de Emmapolder komen, om daar te worden opgeknapt voor missies naar maan en Mars.
Anders dan de oude Amerikaanse maanraket – de Saturnus – bood de Russische variant slechts plaats aan twee astronauten. Of er alsnog – ondanks de beperkte ruimte – drie Groningers in de capsule geplaatst zouden worden, stond nog open voor discussie.
Op een ander punt zou zeker niet van het oude Russische ruimtevaartprotocol worden afgeweken. Net als in het oude Russische maanprogramma, was er geen geld en ruimte voor testvluchten. De Groninger steernjoagers – twee of drie – zouden plaatsnemen in een gereviseerde, ontroeste N-2 en op hoop van zegen worden gelanceerd.
Toen de door kapitein Bik Hamer geselecteerde aspirant-astronauten hoorden van de ‘one shot’ lancering, trokken ze stuk voor stuk lijkbleek weg. Uiteindelijk lukte het gedeputeerde Draaiman om ze bij het project te houden, door te beloven dat ze iets moois zouden krijgen als ze terugkeerden naar de aarde: een eigen boerderijtje in de Ommelanden (versterkt en wel) met een klassieke zitkuil en wat vee.
