40. Redactioneel

Al enkele maanden doorkruist de Ommelander Mars het Groningerland. Met een blik op de kaart van onze provincie lijkt het erop dat dit ‘doorkruisen’ misschien wel heel letterlijk genomen moet worden. De Mars, waarmee – zoals bekend – gewaarschuwd wordt voor zeven plagen die Groningen zullen teisteren (en die onze provincie deels al kwellen), is begonnen rond Lauwersoog. Daarna ging het schuin naar het zuidoosten, naar Munnekemoer onder Ter Apel. Vervolgens liep de tocht naar het noordoosten, naar de Eemshaven. Vanuit daar is de Mars, met inmiddels zo’n tweeduizend deelnemers, richting het zuidwesten gegaan. 

De groep bivakkeert nu alweer enkele weken op een stuk grasland tussen de A7 en de Haarsterweg in Marum. Onze krant berichtte daar gisteren nog over. Wie een stift pakt en lijnen trekt tussen de vier genoemde punten – van Lauwersoog naar Munnekemoer, dan naar de Eemshaven en vanuit daar naar Marum – die ziet dat er een groot kruis is gezet door het Groningerland. 

Een groot kruis. Is dat toeval? Of is het bewust gecreëerde symboliek om de boodschap kracht bij te zetten? Of is het een voorbode van wat komen gaat, en is het einde der tijden echt nabij voor de Groningers? 

Vorige week dinsdag berichtte onze krant dat relatief veel Groningers noodpakketten inslaan, waarbij als voornaamste reden niet de dreigingen op het wereldtoneel, maar de onrust in het thuistheater werd genoemd. In zoverre zijn de zeven plagen al een dagelijkse realiteit. Groningen bereidt zich voor op rampspoed. Zevenvoudig, als de boodschap van de Ommelander Mars juist is.

Het is gissen welke kant de beweging opgaat, wetende dat de leider van de groep, die zich Radboud noemt, tot nu toe weigert te praten over het precieze doel van de Mars. Dat Groningen zich heeft blootgesteld aan zeven plagen, lijkt nu wel duidelijk. Toch blijft hij lopen. Vele vragen dienen zich nu aan. Wie is Radboud? Hoe komt hij aan de kennis over de plagen? En, gesteld dat we ons daadwerkelijk moeten opmaken voor een zware tijd: kan Radboud zorgen voor verlossing?

Het is een cliché, maar daarom niet minder waar: de tijd zal het ons leren. Eens kijken we terug en is alles duidelijk. Tot het zover is, is onzekerheid helaas troef. Laten we naar elkaar omkijken en hopen op een goede afloop.

Loek Zuurman, hoofdredacteur van De Groninger Avondbode

39. Satoshi Nakamoto

Wat als de wereld zijn geheim zou leren kennen? Het geheim van Hugo Middelbron? Zijn leven zou drastisch veranderen – en dat was nog voorzichtig uitgedrukt. Hij zou de komende jaren vermoedelijk elke dag ergens op aarde opduiken in een televisieprogramma. Iedereen zou hem willen strikken voor een interview. Dat zou, als hij het goed speelde, een grote bron van inkomsten blijken. 

Steeds als hij daaraan dacht, werd de ironie bijna teveel voor hem. Hij werd geacht één van de rijkste mensen op aarde te zijn, ook al wist niemand wie hij was, maar de werkelijkheid was dat hij iedere cent tweemaal moest omdraaien. 

Hij leidde een volstrekt anoniem leven, tussen Eenrum en Broek, in een oud boerderijtje met wat grond. Het bouwwerk was verzakt en tochtig door de scheuren, veroorzaakt door de vele aardbevingen die het had moeten doorstaan. Hij woonde alleen, met zijn kippen, eenden en varkens. 

Als bekend zou worden wie hij was, zou zijn leven ook op andere manieren veranderen. Velen zouden een stukje van zijn vermogen willen. Anderen zouden hem om advies vragen. Ook het criminele circuit zou hem in het vizier krijgen, met kans op afpersing, ontvoering of erger. Allemaal goede redenen om niet wereldkundig te maken wie hij was. Temeer omdat hij niet bij zijn geld kon.

Hugo was de uitvinder van de Bitcoin. Hij had meerdere studies gevolgd, waaronder wiskunde aan de universiteit van Groningen. Hij bleek een briljante en bevlogen student, maar kon na zijn afstuderen zijn draai niet goed vinden. Niets gaf hem voldoende uitdaging. Uiteindelijk moest hij toch werken, en zo kwam hij terecht bij een kleinschalig ict-bedrijfje in Rasquert. In die periode was hij – voortbouwend op de ideeën van anderen – bij wijze van hobby gaan werken aan een volledig digitaal, gedecentraliseerd betaalmiddel. Geen betrokkenheid van banken, geen bemoeienis van de overheid – vrije cryptovaluta, in te zetten tussen burgers onderling. Uniek en revolutionair. En voldoende uitdagend.

Hugo had zijn plan in 2008 uitgelegd in een document, dat hij had gepubliceerd op het internet. Menigeen met verstand van zaken reageerde aanvankelijk sceptisch. Het zou niet kunnen werken. Al snel ging hij met zijn plan aan de slag, en bewees hij het tegendeel. De rest is, zoals men zegt, geschiedenis.

Hij was toen halverwege dertig en getrouwd met Ina, de dochter van een loonwerker uit Usquert. Samen hadden ze twee dochtertjes en ze woonden in Baflo.

In het document dat hij op internet had geplaatst, had Hugo niet zijn echte naam gebruikt. Met een Japanse vriend, de eigenaar van een sushi restaurant in de stad Groningen, had hij gefilosofeerd over een geschikt pseudoniem. Zowel in geval het Bitcoin-plan jammerlijk zou mislukken, als in het geval hij digitaal goud in handen bleek te hebben, leek het hem een goed idee niet zijn echte naam te gebruiken. 

Zijn voornaam Hugo betekende zoveel als ‘de wijze’, ‘de slimme’ of ‘de scherpzinnige’. Voor de Japanse variant bleek de voornaam ‘Satoshi’ dat het beste uit te drukken. Zijn achternaam – Middelbron – was aanleiding voor iets meer puzzelen. Het Japanse woord ‘naka’ betekende zoveel als ‘midden’ of ‘centrum’. ‘Moto’ stond voor ‘oorsprong’, wat goed aansloot bij het tweede deel van zijn achternaam. 

En zo was, uit de alledaagse naam ‘Hugo Middelbron’, een – zo bleek later – legendarische naam geboren: ‘Satoshi Nakamoto’. De naam is voor altijd verbonden aan de uitvinding van de Bitcoin, maar niemand weet wie of wat er achter de naam schuilgaat.

Hugo’s Japanse vriend zou er voor eeuwig over zwijgen. Kort na het bedenken van het Japanse pseudoniem stikte de restauranteigenaar in een Hollandse oester.

Het noodlot had nog meer in petto. In 2010 kwamen Ina en hun dochtertjes om het leven bij een eenzijdig ongeval op de N361, nabij Ulrum, op weg naar de visafslag van Lauwersoog. De schok en het niet te bevatten verlies leidden ertoe dat Hugo hun huis te Baflo verkocht en zich terugtrok op het aftandse boerderijtje buiten Eenrum. Om het hoofd boven water te houden, bouwde hij af en toe in opdracht een website. 

Tegelijkertijd was Hugo degene die beschikte over de meeste Bitcoins op aarde. Maar dat was slechts in theorie. De Bitcoins zaten in een zogeheten ‘wallet’, te openen met een unieke code. De code had hij op een wit papiertje geschreven. Na het ongeval, bij de verhuizing naar zijn boerderijtje, was er weer iets ergs gebeurd: hij was het papiertje kwijtgeraakt. Zonder code kon hij niet bij zijn Bitcoins – een aanzienlijke hoeveelheid, die hij vanaf het prille begin had verkregen. 

Al jaren zocht hij steeds opnieuw in de verhuisde spullen, maar zonder succes. Ook de nieuwe eigenaar van het verkochte huis in Baflo had niets aangetroffen; het papiertje was niet per abuis bij de verhuizing achtergelaten. 

Nog steeds ging hij met regelmaat de verhuisdozen bij langs, volgestouwd met de spullen van zijn vrouw en zijn kinderen, om nog eens te bezien of het papiertje met de code niet toch daartussen was beland. Het rommelen tussen de spullen van zijn geliefden deed hem keer op keer ongelooflijk veel pijn. 

Zo sleet Hugo Middelbron zijn dagen, tussen het niet aflatende verdriet om het verlies van zijn jonge gezin en het zoeken naar de sleutel van zijn ongekende vermogen. 

Soms fantaseerde hij wat hij met het geld zou doen, als het ooit toch zou lukken zijn Bitcoins te verzilveren. Misschien, in de geest van de Bitcoin, iets van burger tot burger. Zaken aanpakken die de overheid door onwil of onkunde maar niet voor elkaar kreeg. In één klap de hele provincie van fatsoenlijk internet voorzien? Dat zou simpel zijn. De armoede aanpakken? Verschimmelde woningen laten opknappen? De bevingsschade zonder gedraal eerlijk vergoeden? 

De mogelijkheden om iets voor de medemens te betekenen, zouden voor hem eindeloos blijken. Maar zonder code restte slechts een leven op de rand van armoe en ellende.

38. Code Geel

Voorzichtig reed Kevin op een mooie zomeravond tegen zonsondergang met zijn zwarte Dodge Ram het smalle, lange zandpad op dat leidde naar Westerhuizen. Naast hem zat Linda. Het vergeten dorpje, gelegen op een hoge wierde ten westen van Oosterhuizen, bestond alleen nog maar uit een karig huisje en een oude kerk.

Op het pad, zo’n vijftien meter verwijderd van het huisje en de kerk, stond een rood-witte wegversperring, waaraan een bord ‘verboden in te rijden’ was bevestigd. Daarnaast hingen diverse andere borden, met de woorden BOUWTERREIN – HERSTEL BEVINGSSCHADE – LEVENSGEVAARLIJK – BETREDEN VERBODEN. 

‘Wat gaan we doen?’ vroeg Linda. ‘Rechtsomkeert? Het lijkt me sterk dat we Jack hier treffen. Schuilen op een bouwterrein waar gewerkt wordt lijkt me op z’n zachtst gezegd onhandig.’

‘Ik zie geen werkbusjes staan, dus we kunnen nu best even een kijkje nemen,’ zei Kevin. ‘Die politieman had hier een gele auto gezien. Misschien is Jack hier kort geweest en vinden we daarvan nog een aanwijzing.’

Kevin en Linda stapten uit en liepen richting het kleine huisje. ‘Dat ze dit nog herstellen,’ zei Linda. ‘Alles is ontwricht.’ Ze probeerden de deur, die scheef in de hengsels hing, te openen. Zonder succes. ‘Die zit op slot, of die zit klem,’ zei Kevin.

‘Laten we even bij de kerk kijken,’ zei Linda. Ze draaiden zich om, maar bleven abrupt staan. Tegenover hen stond een kleine vrouw, in het zwarte gekleed. Lange, donkere haren vielen van onder een rode muts op haar schouders. In haar handen hield ze een oud, roestig geweer, gericht op Kevin en Linda. ‘Jezus,’ zei Linda zacht. ‘Een Kalashnikov.’

Zonder na te denken wierpen Kevin en Linda hun handen in de lucht. Met een zwaar accent, dat onmiskenbaar een Oost-Europese afkomst prijs gaf, zei de kleine vrouw: ‘You must leave now. This private property. Go or I call politie.’

‘No, no,’ zei Kevin. ‘Don’t call the police. I’m sorry, we shouldn’t be here.’ 

Langzaam, met de handen omhoog, liepen Kevin en Linda achterwaarts richting de auto. 

‘Stop!’ riep de vrouw. ‘I not trust you. Why come here so late.’

‘We waren gewoon… we were just driving around you know,’ zei Linda. ‘We were just curious. We are tourists. We mean no harm. We’ll leave now, don’t shoot.’

Mascha keek de twee indringend aan. ‘Curious tourists sometimes disappear,’ zei ze. ‘They made bad choice.’

Kevin wilde iets zeggen, maar werd overstemd door een luide, opgewekte mannenstem. ‘Wel potverdorie! Linda en Kevin! Put away the AK, Mascha. This is good folk. These two are from the Beweging fifty nine I told you about!’ 

‘Jack!’ riepen Kevin en Linda gelijktijdig, toen ze hem hun kant zagen oplopen. Ze waren opgelucht en erg verrast.

Mascha keek achterdochtig naar Kevin en Linda, maar richtte het geweer naar de grond. 

De drie omhelsden elkaar als oude vrienden. ‘Kom,’ zei Jack. ‘We gaan naar de kerk. Daar hebben we licht en geen last van toeristen. Die borden hebben we ergens weggesnaaid en hier neergezet om pottenkijkers te weren.’

In de kerk wisselden Jack, Kevin en Linda onder het genot van een drankje hun belevenissen uit van de afgelopen maanden en maakten Kevin en Linda kennis met Mascha, die langzaam maar gestaag ontdooide. 

Jack werd bijgepraat over het reilen en zeilen van Beweging 59 en kreeg zo te horen dat de groep niet echt verder was gekomen. ‘Het is lastig om elkaar te ontmoeten,’ zei Kevin. ‘En daarnaast ontbreekt het ons aan geld om goede acties op touw te zetten.’ 

Jack was in lachen uitgebarsten en toonde hen de inhoud van de kofferbak van de Opel Ascona, die uit het zicht achter de kerk stond geparkeerd. ‘Aan geld voorlopig geen gebrek,’ zei Jack. 

Hoewel Kevin de details over de rooftochten niet wilde horen, kreeg hij ze toch. Ze bleken uiteindelijk dertien tankstations te hebben bezocht, en niet alleen om te tanken.

Voorzichtig vroeg Linda naar de moord op getuige Jan Boonham bij Het Sluishuis. ‘Je hoeft niks te zeggen natuurlijk,’ zei ze. ‘Maar het zou wel het een en ander verklaren.’ Jack was helder in zijn verhaal. ‘Dat was ik Linda. Ik was er toevallig met Mascha. Ineens begon die man te wijzen en te roepen dat hij mij gezien had bij de aanslag op het NAM. Ik ben er niet trots op, maar ik was het. Ik moest iets doen. Ik schoot met het pistool dat jij aan mij had geleend. Nog dank, dus. Ik heb het ergens in het Lauwersmeer gedumpt.’

Kevin wist niet wat hij hoorde. Dat Jack verantwoordelijk was voor de dood van Boonham, bevestigde slechts zijn sterke vermoeden. Wat hem op dat moment vooral schokte, was het feit dat Linda hem een wapen had verschaft. 

‘En deze plek jongens, die is van ons,’ zei Jack blijmoedig. ‘De kerk, het huisje, de wierde.’

‘Hoe hebben jullie dat voor elkaar gekregen?’ vroeg Linda.

‘Toen we hier voor het eerst kwamen, troffen we een oude dominee die graag een opvolger wilde. Hij was blind, ziek en moe. Er was niemand die naar hem om keek. Geen vrienden, geen familie. We hebben de beste man zo goed mogelijk verzorgd. Dat stemde hem zo blij, dat hij bij het kerkbestuur, dat graag van de kerk af wilde, voor elkaar kreeg dat we het voor een symbolisch bedrag konden kopen. Voor vijf euro maar liefst. Als ik mijn huisje in Pieterburen aan een bevlogen randstedeling kan verkopen, hebben we samen met het geld uit de kofferbak van de Ascona een mooi kapitaaltje om de boel op te knappen. Vorige week is de dominee overleden. Johannes Groenling heette hij.’

Kevin keek bedenkelijk. ‘Hoe is hij overleden?’

Jack schudde zijn hoofd. ‘Een natuurlijke dood. Wees gerust. Hij beweerde al 93 te zijn. Op een ochtend troffen we hem levenloos in bed. We hebben hem hier een mooie begrafenis kunnen geven.’

‘Er is nog wel een probleem,’ zei Kevin. ‘De auto. Die moet zo snel mogelijk verdwijnen. De politie ziet de gele Ascona als verbindende factor tussen de bomaanslag, de moord en de overvallen. Het is een tikkende tijdbom.’

Jack zuchtte diep. ‘De Ascona is met mij vergroeid. Ik heb hem al veertig jaar. Ooit van een smokkelaar overgekocht, in Bellingwolde. Met valse kentekenplaten. Je wil niet weten wat er zich allemaal in die auto heeft afgespeeld. Die doe je niet zo maar weg natuurlijk.’

‘Zodra de politie hem ziet rijden, is het afgelopen met je,’ zei Linda. ‘En ons trek je dan mee. Het is echt een wonder dat je nog niet bent opgepakt.’

Mascha knikte. ‘Linda and Kevin are right Jack. Yellow car must go.’

Na een tijdje lukte het om Jack te overtuigen en werd een plan bedacht om de auto te laten verdwijnen. Enkele dagen later werd het uitgevoerd. Met een kraantje nam Hajo van ‘Bie Pompe’ een flinke hap uit de wierde van Westerhuizen, waarna de auto – ontdaan van vingerafdrukken en ander potentieel bewijsmateriaal – erin geschoven werd. Het gat werd afgedicht en beplant. Het werd een emotionele ceremonie.

Het vele papiergeld dat in de kofferbak lag, werd opgeslagen in een plastic ton, die in de grond terechtkwam. Er bovenop kwam een ronde hardhouten plaat met een tuinkabouter, die eenvoudig verplaatst kon worden om bij de bankbiljetten te kunnen.