54. Mist

De aarde schudde wild en kraste scheuren in steen en ziel. Vochtige ogen, door verdriet ontdaan, schreven angst en woede. Hoe vaak nog? Hoe lang nog? 

Op de uitgestrekte kwelder boven Den Andel had de oude vrouw in de diepe vroegte van een zaterdag een groot vuur gemaakt van stuthout en verweerde dossiers. De vale gier en de purperkoet stonden ernaast en wierpen wanhoop en schrijnende verhalen op de vlammen. De wind wakkerde het vuur verder aan, met wantrouwen, onmacht en slopende procedures.

Aan een driepoot boven het vuur hing de oude vrouw een grote koperen pot. Ze vulde die met geweende tranen en verraad. 

Na een tijdje begon het brouwsel te koken. Eerst zacht, toen hard. 

De damp die ontstond werd een zeer dichte mist, die zich snel en onstuitbaar naar alle windstreken uitbreidde. Akkers, weilanden en boerenbehuizingen verdwenen uit het zicht. Venijnig kroop de mist door de gehuchten, de dorpen en de steden en vulde de scheuren en de kieren van de gekwelde huizen en kerken. 

Alles in het Groningerland werd opgeslokt door de hongerige mist. In de ochtend werden de Groningers ermee wakker. Verbaasd werden de gordijnen geopend. 

Niemand durfde de deur uit. De enkeling die het toch waagde, zoals opa Siem uit Bedum en een jochie uit Stitswerd, werd nooit meer teruggezien.

De mist bracht een ongekende, naakte stilte, slechts verstoord door de voetstappen van groepen strompelende mannen en vrouwen in camouflagekleding. Om elkaar niet kwijt te raken, waren hun lijven met elkaar verbonden door touwen. De groepen gingen alle kanten op en verdeelden zich rap over de provincie.

Af en toe, op diverse plaatsen, was het gerinkel van glas te horen. De doffe klank van een deur die werd ingetrapt. Een worsteling, een schreeuw. Hier en daar een schot. 

Dit ging een week lang zo door, aan het zicht onttrokken door de dichte mist, terwijl het werkzame deel van de burgers noodgedwongen thuis werkte in angst voor de mist en zich niet liet zien op kantoor, werkplaats of boerenhof.

Toen de zware mist na zeven eindeloos durende dagen eindelijk optrok, ontwaakte Groningen in een nieuwe realiteit. 

Het gerucht verspreidde snel. Binnen een uur wist elke Groninger wat er was gebeurd.

De verbazing was groot. Op elke straathoek trof men groepjes in het groen geklede personen. 

Op ieder overheidsgebouw in de Groninger Ommelanden wapperde de Friese vlag.

53. Actie!

Het terrein van de Poffertstudio’s nabij het wierdendorpje Weiwerd was hermetisch afgesloten. Niemand kon de filmstudio’s meer bezoeken en niemand mocht het complex verlaten. De toegangsdeuren waren voorzien van bewaking en de wegen rondom de gebouwen waren geblokkeerd. In de lucht cirkelden helikopters. Normaliter werd het studioterrein dagelijks overspoeld door filmliefhebbers om een rondleiding te krijgen op de plaats waar in het verleden menig Groninger filmklassieker was gemaakt, zoals het maffiadrama De Peetvader van Ten Post, de science fiction film Steernstried en de bijbelse musical Tammo Chris Superster. Maar de vele toeristen moesten nu helaas worden teleurgesteld.

De studio’s waren een week lang afgehuurd voor een project van gedeputeerde Economie, Mijnbouw en Grond Rupert Draaiman. Tevreden keek hij toe hoe regisseur Aldert Fokkinga te werk ging. Aldert was in de jaren zeventig beroemd geworden door het maken van films die de grenzen van het toelaatbare hadden opgezocht voor wat betreft het plot en de tentoonspreiding van vleselijke lusten. Aldert was nu 75, maar het cinematografische vuur was bij hem nog lang niet geblust.

Het had veel tijd en moeite gekost het filmproject voor te bereiden. Met name het vinden van de juiste mensen bleek moeilijk. Alles moest namelijk in het uiterste geheim worden uitgevoerd. Eén van Ruperts ambtenaren was op het briljante idee gekomen om de randjes van het internet af te schuimen, op zoek naar mensen die de pseudowetenschap hadden omarmd en heilig geloofden in zaken als een platte aarde en de idee dat vogels niet bestaan. Na een lange zoektocht kwam Aldert in beeld. De regisseur was zo’n vijf jaar geleden op een doodlopend zijspoor gezet – gecancelled – nadat hij door diverse mannen en vrouwen was beschuldigd van onoorbaar gedrag in de tijd dat ze acteerden in zijn actiefilms. Hij had altijd ontkend, maar kon daardoor tot zijn grote verdriet niet meer aan de slag in de filmwereld. Om toch wat om handen te hebben, had hij zich de afgelopen jaren verdiept in de moord op John F. Kennedy. Na, zoals hij het zelf kwalificeerde, diepgaand onderzoek, was hij tot de conclusie gekomen dat de moordenaar van Kennedy was aangestuurd door ene Sikko Landman, een Groninger bietenboer uit Bedum die fout was geweest in de oorlog.

Nadat contact was gelegd met Aldert en de aard van het filmproject hem was voorgespiegeld, was hij direct akkoord gegaan. Niet alleen bood de provincie hem zo een kans om toch weer als filmer aan de slag te kunnen gaan; ook het onderwerp van de film had zijn hevige interesse: het in scène zetten van een maanlanding, met de bedoeling die als waargebeurd te presenteren. Aldert had nooit geloofd dat de Amerikanen de maan hadden bezocht, maar was ervan overtuigd dat de maanlandingen in een Hollywoodstudio waren geënsceneerd. Nu hij door de lokale overheid zelf was gevraagd om in het geheim een echt lijkende maanlanding te filmen, was het bewijs daarvoor wat hem betreft onomstotelijk geleverd.

Op de studiovloer was grijs geverfd zand gestrooid. In het midden stond een replica van de maanlander, het bovenste deel van de N-2 raket die in de Emmapolder stond. Vandaag zou worden gefilmd hoe de Groninger astronauten de lander zouden verlaten, voor hun eerste onzekere schreden op het maanoppervlak.

De beslissing van gedeputeerde Draaiman om de astronauten niet daadwerkelijk naar de maan te laten gaan, maar in plaats daarvan te doen alsof, was niet eenvoudig geweest. Het liefst had Draaiman de raket hoe dan ook mét bemanning gelanceerd, met de film als achtervang voor het geval er ergens in de ruimte iets mis zou gaan. Maar naarmate de lanceerdatum dichterbij kwam, nam de paniek bij de astronauten toe. De maanraket was uit kostenoverwegingen nooit getest. En hoewel het ruimtevaartuig was schoongemaakt en voorzien van frisse likken verf in de kleuren van de Groninger provincievlag, begonnen nieuwe roestplekken alweer te verschijnen. Draaiman vreesde dat zijn grunnauten uit angst voor een wisse dood zouden deserteren, waardoor de gedeputeerde in zijn hemd zou komen te staan. De astronauten werden nóg grotere boerderijen als beloning toegezegd, als ze zouden meewerken aan het filmen van een neplanding en daarover zouden zwijgen. Het was uiteindelijk de bedoeling om de film ‘live’ uit te zenden, op het moment dat de astronauten – gezien het moment van lancering – op de maan hadden kunnen landen.

Aldert maande iedereen tot stilte. Een pukkelige puber, een neefje van Aldert, klapte het clapperboard dicht en riep: ‘Scène 10, verlaten maanlander, take 1!’

‘Actie!’ riep Aldert. De commandant, Fokko Biezeman, rommelde aan de binnenkant van de deur maar kreeg hem niet open. ‘De deur zit klem!’ riep hij vanuit de maanlander. Aldert legde het filmen stil. Enigszins geërgerd sommeerde hij een technicus om de deur aan de buitenkant open te breken en de scharnieren met kruipolie te smeren. Door die handelingen sloot de deur niet goed meer, zodat Fokko hem aan de binnenkant goed moest dichthouden, alvorens hem te openen.

‘Scène 10, verlaten maanlander, take 2!’

‘Actie!’ riep Aldert. De deur ging nu goed open. In zijn ruimtepak stapte Fokko op een soort balkonnetje en liet vanaf daar een ladder naar beneden zakken. Vergeleken met de omstandigheden op de maan, waar de zwaartekracht anders was, plofte de onderkant van de ladder veel te snel op het grijze zand. Aldert had Rupert verzekerd, dat dit in de montagefase zou worden gecorrigeerd door het geheel te vertragen.

Voorzichtig daalde Fokko de ladder af. Vlak voordat hij in het zand zou springen, moest hij een iconische tekst uitspreken. Met een zwaar Gronings accent zei hij: ‘Een klaine sprong veur Grunn, moar ain beste stap veur mie!’ Daarna sprong Fokko in het zand.

‘Stop!’ riep Aldert bozig. ‘Hoe moeilijk kan het zijn Fokko! Het moet zijn: het is een klaine stap veur mie, moar ain beste sprong veur Grunn!’

‘Scène 10, verlaten maanlander, take 3!’

‘Actie!’ riep Aldert. Fokko sprak de tekst nu goed uit. Na de commandant verliet de tweede astronaut de maanlander. Ze heette Trui Wienema. Trui hield een stijf gemaakte Groninger provincievlag onder haar arm. Samen met Fokko plantte ze die in het zand.

‘Stop!’ riep Aldert. Net nadat de vlag was geplaatst, was Alderts assistente Betty de studio ingelopen met een mok koffie voor de regisseur. Door het openen van de deur was een trek ontstaan, waardoor de vlag door een windvlaag werd bewogen.

Fokko en Trui zagen het probleem niet, maar Aldert was onverbiddelijk. ‘Nog een keer!’ riep Aldert. ‘Op de echte maan waait het niet! Dit moet een film worden waar geen enkele samenspanner een speld tussen kan krijgen. Dit moet echt lijken! We moeten het beter doen dan de Amerikanen. Opnieuw!’

Uiteindelijk, na een week filmen, stond de Groninger maanlanding op film. Rupert was blij. Over enige tijd zou de raket vanaf de polder gelanceerd worden, zogenaamd met bemanning. Enkele dagen later zouden de door Aldert gefilmde beelden van de maanlanding de wereld overgaan.

Rupert voelde geen schaamte. De maanmissie, hoe nep ook, zou moeten zorgen voor een nieuw begin voor alle Groningers. Koste wat kost. Groningen moest niet langer worden geassocieerd met de gasbevingsellende, maar met pure heldendom, ook al was die hol en volledig verzonnen.

52. Poëzieavond

Dichter, verschoppeling en zelfverklaard vrijheidsstrijder Jack zat op een stoel op het podium van dorpscafé De Rauwe Reiger in Ulrum. Naast hem, op een krukje, lagen drie notitieboekjes. Hij was gekleed in zijn kenmerkende kleding: een te krap zittend zwart pak met krijtstreep, een zwart overhemd en zwarte schoenen. Op zijn hoofd een zwarte Fedora. In zijn hand een Amerikaanse whiskey.

Jack werd ook wel Daniel genoemd. ‘Daniel’ was niet een bijnaam, verzonnen door getuigen van Jacks notoire drankzucht. Het was zijn officiële tweede naam. Bij de aangifte van zijn geboorte had zijn vader teruggedacht aan de wilde, met sterke drank doordrenkte nacht waarin hij was verwekt. Toen zijn vader terugkeerde van het bezoek aan de ambtenaar der burgerlijke stand was zijn moeder erg boos geweest. De kleine had niet Jack Daniel moeten heten, maar Johan Pieter. Hij had namelijk moeten worden vernoemd naar de opa’s van de kleine baby. Er viel echter niets meer aan te doen. De jonge Jack had later periodes waarin hij alleen met zijn tweede naam wenste te worden aangesproken. Dat was de reden dat de een hem kende als Jack, en de ander als Daniel. Wat zijn achternaam was, wist niemand behalve hijzelf.

Het was kwart over acht in de avond. Buiten had de herfst de nazomer duidelijk verdreven. Harde wind en buien bepaalden het weer en het gemoed. 

In het Ulrumse dorpscafé zou om half negen, over een kwartiertje, een poëzieavond beginnen met dichter Jack. Het was zijn eerste officiële optreden sinds lange tijd. Hij had het plan opgevat zich weer actiever als dichter te profileren, net als vroeger. Met de omwentelingen voor de deur, die mede door hem in de steigers waren gezet, hoopte hij zich te kunnen ontpoppen als Stem van de Revolutie.

In de tijd dat hij als dichter met optredens begon, zo’n tien jaar geleden, had hij al gauw volle zalen getrokken. Dat was opmerkelijk, omdat maar weinig Groningers warm liepen voor de edele dichtkunst. Het sinterklaasgedicht was een vorm die gemiddeld genomen nog net gepruimd werd. Maar Jack was anders. Zijn teksten waren in die tijd vlijmscherp en niets verhullend. Zijn voordrachten waren keer op keer een lust voor het oog. Anders dan vele collegadichters in die tijd zat hij niet als een stervend vogeltje in een donker hoekje zijn strofen te murmelen. Hij was luid en expressief en gebruikte zijn hele lichaam om zijn lofzang, aanklacht of speels niemendalletje tot het publiek te laten doordringen. 

Met zijn succes kwam de afbraak. Door een fatale predispositie viel hij rond zijn optredens binnen de kortste keren ten prooi aan de verleidingen van drugs, drank en vrouwen die op hem teerden. Nadat hij een aantal keren volslagen dronken bij een optreden was komen opdagen en niets samenhangends meer kon uitdragen, was hij al snel niet meer welkom in de Groninger kroegen en theaters. De nieuwe frisse wind die de Groningers kennis had laten maken met passievolle poëzie, was binnen een paar jaar een penetrante putlucht geworden die door een ieder in het noordelijke culturele circuit gemeden werd.

Hanna, de uitbaatster van De Rauwe Reiger, had verbaasd opgekeken toen Jack een paar weken eerder haar café was binnengelopen met de vraag of hij, net als vroeger, weer eens een poëzieavond zou kunnen houden in haar kroeg. Hanna had Jack jaren geleden eigenhandig haar zaak uitgewerkt, nadat hij stomdronken en poedelnaakt – los van de Fedora op zijn hoofd – op een tafeltje op levendige wijze een boodschappenbriefje had voorgedragen. Dit gebeurde tijdens de jaarlijkse culturele avond van het plaatselijke gereformeerde vrouwenverbond. Zijn populariteit nam na dat optreden dramatisch af. Hetzelfde gold voor De Rauwe Reiger, ondanks het feit dat Hanna evenzeer door het gebeuren was geschokt en Jacks performance niet had kunnen zien aankomen.

‘Ik ben veranderd, Hanna,’ had Jack enkele weken terug gezegd bij zijn bezoek aan de kroeg. ‘Ik drink nog wel, maar ik kan het nu goed hebben. Ik heb een mooie club vrienden tegenwoordig. Ze houden me goed bij de les. Ik woon in een kerk. Echt! Ik ben niet meer die wildebras van toen. Ik heb zelfs de natuur ontdekt. Over een tijdje vindt het Eerste Ommelander Vogelfestijn plaats, waarvoor ik me heb ingeschreven. Lekker in de natuur vogels kijken! Misschien spot ik wel een kale gier!’

Hanna dacht ongewild terug aan zijn laatste optreden bij haar. De beelden van een blote kerel met een hoed op zijn hoofd, staand op een tafeltje en zwaaiend met zijn geslachtsdeel, stonden tot haar verdriet nog diep in haar geheugen gegrift.

Hanna schudde haar hoofd, om de gedachte aan toen te verdrijven. ‘Ik weet het niet Jack,’ had Hanna gezegd. ‘De tijden zijn veranderd. Ik weet niet of de mensen nog te porren zijn voor jouw poëzie. Alleen de streektaal verkoopt nog tegenwoordig, maar ik zie jou niet zo snel op z’n Ede Staals optreden. En ik heb het je toen verteld hè. Na jouw laatste optreden hier heb ik de boel nooit meer vol gehad. Dorpsbewoners hebben het geheugen van een olifant. Ik vrees dat niemand op zo’n poëzieavond afkomt.’

‘Maar ook hier is toch wel nieuwe aanwas,’ zei Jack. ‘Mensen die niets van die tijd weten. Misschien trekt een poëzieavond met mij juist wél mensen van vroeger, nieuwsgierig naar hoe ik nu ben. Ik ben wel toe aan een nieuw begin. Ik hoef er geen geld voor. Alleen een broodje gehaktbal na afloop. En wat whiskey om de keel te smeren. Alsjeblieft?’

Hanna kauwde op haar lippen. Ze twijfelde. Ook zij werd destijds gegrepen door de poëzie van de vurige dichter, hetgeen de deceptie van zijn laatste optreden bij haar alleen maar groter had gemaakt. ‘Nou goed dan,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ik heb toch niet veel meer te verliezen. Kom maar langs. Donderdag over twee weken, start om half negen. Zorg zelf voor reclame in de kranten en op Facebook enzo. Onder de voorwaarde dat je voorzichtig doet met de drank en dat je je kleren aanhoudt.’

Jack dacht even na. ‘Dat komt perfect uit,’ zei hij. ‘De avond erna ben ik in Winsum, voor de aftrap van het Vogelfestijn. Ik heb geen idee hoe mijn agenda er daarna uitziet. Dus donderdag over twee weken gaat lukken.’

En zo was Jack die donderdagavond weer op het podium van De Rauwe Reiger beland, vele jaren na zijn laatste optreden aldaar. 

Hij nam, zittend op het podium, een slok whiskey en keek op zijn telefoon. Twintig over acht. Hij keek het zaaltje in. Achterin, in een hoekje, zag hij twee mensen zitten. Een man en een vrouw, zo leek het. Door het podiumlicht kon hij hun gezichten niet goed zien. 

Jack stapte van het podium af en liep naar de bar, om voor de start van het optreden nog even zijn glas te laten bijvullen door Hanna.

‘Valt me nog mee,’ zei Jack. ‘Tel ik nou twee mensen in het publiek?’

Hanna keek verbaasd. ‘Twee? Ik dacht niemand. Ik heb niemand binnen zien komen.’

Jack glunderde. ‘Echt, achterin zitten twee mensen. Nou, het is een begin!’

Hanna kwam achter de bar vandaan en liep het zaaltje in om te zien wie de gasten waren. Even later kwam ze hoofdschuddend terug. ‘Vanmiddag was hier de uitvaart van Luuk Douwsma,’ zei ze. ‘Je weet wel, Leipe Luuk uit Leens. Die mensen achterin de zaal waren daar ook bij. Volgens mij zijn ze familie van Luuk. Ze zijn in slaap gevallen. Dat moet aan het einde van de plechtigheid zijn gebeurd, rond vijf uur vanmiddag bij het wegdragen van de kist.’

Jack keek weer op zijn telefoon. ‘Nou, als je het goed vindt, begin ik nu gewoon hoor. Misschien druppelt er gaandeweg nog wat publiek binnen. Als die mensen achterin de zaal door mijn voordracht wakker worden, hebben ze de voorstelling van hun leven. Ik beloof het.’

‘Dat is goed,’ zei Hanna. ‘En gelukkig kun je dit keer niet een hele zaal vol mensen shockeren,’ voegde ze er met een knipoog aan toe. ‘Het blijft bij hooguit twee.’

Precies om half negen begon Jack aan zijn voordracht. Hij begon een stevig gedicht over de ellende van de aardbevingen en het feit dat de Groningers aan hun betreurde lot waren overgelaten. 

Hanna zuchtte diep. Het was een zucht van opluchting. Ze sloot haar ogen en luisterde met plezier naar Jacks stem. Dit kwam weer een beetje in de buurt van de oude Jack, dacht ze. De Jack zoals hij aan het begin van zijn carrière was.

Bij de vierde strofe aangekomen verhief Jack zijn stem, om luid en scherp en met de nodige armbewegingen een door een aardbeving knappend kozijn na te bootsen. De mensen achter in de zaal werden daardoor ruw uit hun diepe slaap gerukt. Het stel, een oudere man en een oudere vrouw, keek verschrikt op. Nadat ze zich weer herinnerden waar ze waren, keek de vrouw naar het podium, waar ze Jack zag staan. Plots begon ze te wijzen en te krijsen.

‘Henk! Henk!’ riep ze tegen haar echtgenoot. ‘Daar staat die kerel van toen! Het is niet te geloven! De man die zonder kleren op een tafel sprong toen we onze culturele avond hadden! Red me Henk! Haal me hier weg! De duivel is terug!’

Snel pakte Henk zijn vrouw bij de arm en sleurde haar het zaaltje uit. Bij de bar gaf de man Hanna een intense, afkeurende blik. ‘Ik zal bij de gemeente pleiten voor de sluiting van jouw zaak!’ riep hij. ‘In Ulrum is geen plaats voor deze losbandigheid!’

Voordat Hanna iets terug kon zeggen, was het stel de zaak al uitgerend. 

Hanna voelde woede opkomen. ‘Zie je wel!’ riep ze nijdig. ‘Een olifantsgeheugen!’