52. Poëzieavond

Dichter, verschoppeling en zelfverklaard vrijheidsstrijder Jack zat op een stoel op het podium van dorpscafé De Rauwe Reiger in Ulrum. Naast hem, op een krukje, lagen drie notitieboekjes. Hij was gekleed in zijn kenmerkende kleding: een te krap zittend zwart pak met krijtstreep, een zwart overhemd en zwarte schoenen. Op zijn hoofd een zwarte Fedora. In zijn hand een Amerikaanse whiskey.

Jack werd ook wel Daniel genoemd. ‘Daniel’ was niet een bijnaam, verzonnen door getuigen van Jacks notoire drankzucht. Het was zijn officiële tweede naam. Bij de aangifte van zijn geboorte had zijn vader teruggedacht aan de wilde, met sterke drank doordrenkte nacht waarin hij was verwekt. Toen zijn vader terugkeerde van het bezoek aan de ambtenaar der burgerlijke stand was zijn moeder erg boos geweest. De kleine had niet Jack Daniel moeten heten, maar Johan Pieter. Hij had namelijk moeten worden vernoemd naar de opa’s van de kleine baby. Er viel echter niets meer aan te doen. De jonge Jack had later periodes waarin hij alleen met zijn tweede naam wenste te worden aangesproken. Dat was de reden dat de een hem kende als Jack, en de ander als Daniel. Wat zijn achternaam was, wist niemand behalve hijzelf.

Het was kwart over acht in de avond. Buiten had de herfst de nazomer duidelijk verdreven. Harde wind en buien bepaalden het weer en het gemoed. 

In het Ulrumse dorpscafé zou om half negen, over een kwartiertje, een poëzieavond beginnen met dichter Jack. Het was zijn eerste officiële optreden sinds lange tijd. Hij had het plan opgevat zich weer actiever als dichter te profileren, net als vroeger. Met de omwentelingen voor de deur, die mede door hem in de steigers waren gezet, hoopte hij zich te kunnen ontpoppen als Stem van de Revolutie.

In de tijd dat hij als dichter met optredens begon, zo’n tien jaar geleden, had hij al gauw volle zalen getrokken. Dat was opmerkelijk, omdat maar weinig Groningers warm liepen voor de edele dichtkunst. Het sinterklaasgedicht was een vorm die gemiddeld genomen nog net gepruimd werd. Maar Jack was anders. Zijn teksten waren in die tijd vlijmscherp en niets verhullend. Zijn voordrachten waren keer op keer een lust voor het oog. Anders dan vele collegadichters in die tijd zat hij niet als een stervend vogeltje in een donker hoekje zijn strofen te murmelen. Hij was luid en expressief en gebruikte zijn hele lichaam om zijn lofzang, aanklacht of speels niemendalletje tot het publiek te laten doordringen. 

Met zijn succes kwam de afbraak. Door een fatale predispositie viel hij rond zijn optredens binnen de kortste keren ten prooi aan de verleidingen van drugs, drank en vrouwen die op hem teerden. Nadat hij een aantal keren volslagen dronken bij een optreden was komen opdagen en niets samenhangends meer kon uitdragen, was hij al snel niet meer welkom in de Groninger kroegen en theaters. De nieuwe frisse wind die de Groningers kennis had laten maken met passievolle poëzie, was binnen een paar jaar een penetrante putlucht geworden die door een ieder in het noordelijke culturele circuit gemeden werd.

Hanna, de uitbaatster van De Rauwe Reiger, had verbaasd opgekeken toen Jack een paar weken eerder haar café was binnengelopen met de vraag of hij, net als vroeger, weer eens een poëzieavond zou kunnen houden in haar kroeg. Hanna had Jack jaren geleden eigenhandig haar zaak uitgewerkt, nadat hij stomdronken en poedelnaakt – los van de Fedora op zijn hoofd – op een tafeltje op levendige wijze een boodschappenbriefje had voorgedragen. Dit gebeurde tijdens de jaarlijkse culturele avond van het plaatselijke gereformeerde vrouwenverbond. Zijn populariteit nam na dat optreden dramatisch af. Hetzelfde gold voor De Rauwe Reiger, ondanks het feit dat Hanna evenzeer door het gebeuren was geschokt en Jacks performance niet had kunnen zien aankomen.

‘Ik ben veranderd, Hanna,’ had Jack enkele weken terug gezegd bij zijn bezoek aan de kroeg. ‘Ik drink nog wel, maar ik kan het nu goed hebben. Ik heb een mooie club vrienden tegenwoordig. Ze houden me goed bij de les. Ik woon in een kerk. Echt! Ik ben niet meer die wildebras van toen. Ik heb zelfs de natuur ontdekt. Over een tijdje vindt het Eerste Ommelander Vogelfestijn plaats, waarvoor ik me heb ingeschreven. Lekker in de natuur vogels kijken! Misschien spot ik wel een kale gier!’

Hanna dacht ongewild terug aan zijn laatste optreden bij haar. De beelden van een blote kerel met een hoed op zijn hoofd, staand op een tafeltje en zwaaiend met zijn geslachtsdeel, stonden tot haar verdriet nog diep in haar geheugen gegrift.

Hanna schudde haar hoofd, om de gedachte aan toen te verdrijven. ‘Ik weet het niet Jack,’ had Hanna gezegd. ‘De tijden zijn veranderd. Ik weet niet of de mensen nog te porren zijn voor jouw poëzie. Alleen de streektaal verkoopt nog tegenwoordig, maar ik zie jou niet zo snel op z’n Ede Staals optreden. En ik heb het je toen verteld hè. Na jouw laatste optreden hier heb ik de boel nooit meer vol gehad. Dorpsbewoners hebben het geheugen van een olifant. Ik vrees dat niemand op zo’n poëzieavond afkomt.’

‘Maar ook hier is toch wel nieuwe aanwas,’ zei Jack. ‘Mensen die niets van die tijd weten. Misschien trekt een poëzieavond met mij juist wél mensen van vroeger, nieuwsgierig naar hoe ik nu ben. Ik ben wel toe aan een nieuw begin. Ik hoef er geen geld voor. Alleen een broodje gehaktbal na afloop. En wat whiskey om de keel te smeren. Alsjeblieft?’

Hanna kauwde op haar lippen. Ze twijfelde. Ook zij werd destijds gegrepen door de poëzie van de vurige dichter, hetgeen de deceptie van zijn laatste optreden bij haar alleen maar groter had gemaakt. ‘Nou goed dan,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ik heb toch niet veel meer te verliezen. Kom maar langs. Donderdag over twee weken, start om half negen. Zorg zelf voor reclame in de kranten en op Facebook enzo. Onder de voorwaarde dat je voorzichtig doet met de drank en dat je je kleren aanhoudt.’

Jack dacht even na. ‘Dat komt perfect uit,’ zei hij. ‘De avond erna ben ik in Winsum, voor de aftrap van het Vogelfestijn. Ik heb geen idee hoe mijn agenda er daarna uitziet. Dus donderdag over twee weken gaat lukken.’

En zo was Jack die donderdagavond weer op het podium van De Rauwe Reiger beland, vele jaren na zijn laatste optreden aldaar. 

Hij nam, zittend op het podium, een slok whiskey en keek op zijn telefoon. Twintig over acht. Hij keek het zaaltje in. Achterin, in een hoekje, zag hij twee mensen zitten. Een man en een vrouw, zo leek het. Door het podiumlicht kon hij hun gezichten niet goed zien. 

Jack stapte van het podium af en liep naar de bar, om voor de start van het optreden nog even zijn glas te laten bijvullen door Hanna.

‘Valt me nog mee,’ zei Jack. ‘Tel ik nou twee mensen in het publiek?’

Hanna keek verbaasd. ‘Twee? Ik dacht niemand. Ik heb niemand binnen zien komen.’

Jack glunderde. ‘Echt, achterin zitten twee mensen. Nou, het is een begin!’

Hanna kwam achter de bar vandaan en liep het zaaltje in om te zien wie de gasten waren. Even later kwam ze hoofdschuddend terug. ‘Vanmiddag was hier de uitvaart van Luuk Douwsma,’ zei ze. ‘Je weet wel, Leipe Luuk uit Leens. Die mensen achterin de zaal waren daar ook bij. Volgens mij zijn ze familie van Luuk. Ze zijn in slaap gevallen. Dat moet aan het einde van de plechtigheid zijn gebeurd, rond vijf uur vanmiddag bij het wegdragen van de kist.’

Jack keek weer op zijn telefoon. ‘Nou, als je het goed vindt, begin ik nu gewoon hoor. Misschien druppelt er gaandeweg nog wat publiek binnen. Als die mensen achterin de zaal door mijn voordracht wakker worden, hebben ze de voorstelling van hun leven. Ik beloof het.’

‘Dat is goed,’ zei Hanna. ‘En gelukkig kun je dit keer niet een hele zaal vol mensen shockeren,’ voegde ze er met een knipoog aan toe. ‘Het blijft bij hooguit twee.’

Precies om half negen begon Jack aan zijn voordracht. Hij begon een stevig gedicht over de ellende van de aardbevingen en het feit dat de Groningers aan hun betreurde lot waren overgelaten. 

Hanna zuchtte diep. Het was een zucht van opluchting. Ze sloot haar ogen en luisterde met plezier naar Jacks stem. Dit kwam weer een beetje in de buurt van de oude Jack, dacht ze. De Jack zoals hij aan het begin van zijn carrière was.

Bij de vierde strofe aangekomen verhief Jack zijn stem, om luid en scherp en met de nodige armbewegingen een door een aardbeving knappend kozijn na te bootsen. De mensen achter in de zaal werden daardoor ruw uit hun diepe slaap gerukt. Het stel, een oudere man en een oudere vrouw, keek verschrikt op. Nadat ze zich weer herinnerden waar ze waren, keek de vrouw naar het podium, waar ze Jack zag staan. Plots begon ze te wijzen en te krijsen.

‘Henk! Henk!’ riep ze tegen haar echtgenoot. ‘Daar staat die kerel van toen! Het is niet te geloven! De man die zonder kleren op een tafel sprong toen we onze culturele avond hadden! Red me Henk! Haal me hier weg! De duivel is terug!’

Snel pakte Henk zijn vrouw bij de arm en sleurde haar het zaaltje uit. Bij de bar gaf de man Hanna een intense, afkeurende blik. ‘Ik zal bij de gemeente pleiten voor de sluiting van jouw zaak!’ riep hij. ‘In Ulrum is geen plaats voor deze losbandigheid!’

Voordat Hanna iets terug kon zeggen, was het stel de zaak al uitgerend. 

Hanna voelde woede opkomen. ‘Zie je wel!’ riep ze nijdig. ‘Een olifantsgeheugen!’

51. Persbericht

Eerste Ommelander Vogelfestijn

LAUWERSOOG – Komend weekend zijn de Groninger Ommelanden het toneel van het Eerste Ommelander Vogelfestijn. De organisatoren van het vogelweekend verwachten tienduizenden vogelliefhebbers uit heel Europa die zich door de gehele provincie zullen verspreiden om bijzondere vogels te spotten, gekleed in het groen en gewapend met verrekijkers en fotoapparatuur.

Toen de in Lauwersoog woonachtige Siewert Radema op het idee kwam een Ommelander vogelweekend te organiseren, had hij niet verwacht dat er zoveel animo voor zou zijn. Iets meer dan twintigduizend deelnemers hebben zich nu voor het evenement opgegeven. Door zich te registreren, kunnen de mensen die komen zowel voorafgaand als tijdens het weekend zo goed mogelijk van informatie worden voorzien. Nog elke dag komen er nieuwe aanmeldingen binnen. De belangstellenden komen vanuit heel Europa, maar voor een groot deel uit Noord-Nederland. “Aanvankelijk ging het slechts om een paar Spanjaarden, een Turk en wat Duitsers,” vertelt een trotse Radema. “Maar plots liep de registratie vol, met heel veel vogelaars uit de provincies Groningen en Friesland. Ik heb nooit geweten dat het noorden zo veel vogelliefhebbers kent.”

Radema wijt de interesse in het weekend voor een belangrijk deel aan het voorkomen van een aantal hele bijzondere vogels in de Ommelanden. “Het gaat in Groningen tegenwoordig om veel meer dan alleen de huismus en de koolmees,” zo weet Radema. “Zo vliegt er in onze provincie al weer een tijdje een vale gier rond. Die gaat de hele provincie door. De vogel is gespot van het Lauwersmeer tot aan de Dollard en van Drenthe tot aan het Wad. Van nature komt die hier niet voor. Dus het is goed te begrijpen dat de liefhebbers daar op afkomen.” Ook het nieuws dat in Groningen een purperkoet is waargenomen, draagt volgens Radema bij aan het succes.

Radema heeft er alle vertrouwen in dat de verwachte tienduizenden vogelaars niet voor overlast zullen zorgen. “Vogelspotters zijn over het algemeen zeer vredelievende wezens,” laat Radema weten met een lach. “In deze mensen schuilt niets kwaads.” Ook de plaatselijke autoriteiten laten desgevraagd weten niets te vrezen van het grote aantal bezoekers. “We gunnen een ieder zijn of haar hobby,” aldus wethouder toerisme Berend Biest van de gemeente Wad & Klei. De liberaal ziet ook een belangrijk voordeel. “Onze provincie gaat vol inzetten op massatoerisme, zo bleek een tijdje geleden. Tegenstanders van die keuze zullen komend weekend merken dat het allemaal wel meevalt.” De politie zal evenwel een oogje in het zeil houden. Politiewoordvoerder Chantal Touw: “Aangezien de Ommelanden veel te weinig logiesmogelijkheden hebben, verwachten we een hoop wildkampeerders. In overleg met de burgemeester is besloten dit bij uitzondering te gedogen, mits ze er geen bende van maken. Dus: we roepen de mensen op de eigen troep op te ruimen, geen tentjes midden op straat te zetten en een schepje mee te nemen als het kleinste kamertje bezocht moet worden.”

De start van het weekend vindt vrijdagavond plaats in de ontvangsthal van het Noordelijk Aardbevingsmuseum te Winsum. Daar krijgen de deelnemers onder meer een kom snert en een stempelkaart uitgereikt, waarop de vogelaars bijzondere waarnemingen kunnen vastleggen. Om iedereen die avond te kunnen herbergen, worden extra tenten geplaatst op het voor het museum gelegen Bevingsplein.

50. Op de N-2

De vale gier vloog brede cirkels boven de Groninger Emmapolder. Beneden, aan de rand van de Waddenzee, lag het Govert Draaiman Space Center, dat in korte tijd uit de grond was gestampt om Groningen een ‘Nieuw Begin’ te geven: een nieuwe toekomst, met als doel de ellende die de Groningers ervoeren als gevolg van de gaswinning, te doen vergeten. 

Op lanceerplatform A stond een hoge tweedehands raket, de N-2, die door het afgelasten van het Sovjet-Russische maanprogramma in de jaren zeventig in een loods was beland en een aantal maanden geleden naar Groningen was gehaald. De antieke behuizing was schoongemaakt, ontroest en van een nieuwe lik verf voorzien. Het gevaarte glom nu in de kleuren van de Groninger provincievlag. 

Momenteel werd de laatste hand gelegd aan de computertechniek die de maanvlucht mogelijk zou moeten maken. Mede om kosten te besparen, werd de technische kant simpel gehouden. De gemiddelde mobiele telefoon in de broekzak van de Groninger beschikte over veel meer rekenkracht dan de computers die de Amerikaanse maanvluchten in de jaren zestig en zeventig hadden geregeld; als het toen, meer dan vijftig jaar geleden, lukte met minimale computerkracht, dan zou het nu ook moeten goedkomen. Meer hardware en meer software zouden het aantal mogelijke kwetsbaarheden alleen maar doen toenemen, zo was de filosofie. Met een paar USB-aansluitingen in de raket zouden de Groninger ruimtevaarders eenvoudigweg hun mobieltjes kunnen inpluggen en voilà: ze beschikten over een heuse boordcomputer. 

Na een barre selectieprocedure was het gelukt om zes ‘grunnauten’ over te houden. Drie voor de eerste maanvlucht en drie als achtervang en bemanning voor de tweede missie. Of er nog meer ‘grunnauten’ zouden komen voor vervolgvluchten, was onduidelijk. Dit zou afhangen van de bereidheid van de Haagse politiek om de bevingsgedupeerden te compenseren. Dat dergelijk compensatiegeld niet rechtstreeks ten goede kwam aan de gekwelde burgers, maar besteed werd aan projecten waar niemand op zat te wachten, leidde nog zelden tot enige discussie.

De vale gier verkleinde haar cirkels in meerdere rondes en landde op de top van de raket, op een hoogte van dik honderd meter. Op het moment dat ze landde, trilde de raket licht en viel er een boutje naar beneden. Met een harde tik kwam het op de grond terecht.

In de verte, uit het westen, kwam een zwerm drones. Tien in totaal. Ze vlogen rond de raket en over de gebouwen van het ruimtevaartcentrum. De gier herkende ze niet als wonderen van de moderne techniek. Ze nam ze waar als vreemde vogels die ze niet eerder had gezien. Ze was op haar hoede, omdat ze niet wist of de zoemende vogels met hun gekke draaiende vleugels als vriend of als vijand bestempeld moesten worden. 

Na een minuut of tien rondgevlogen te hebben, vertrok de zwerm weer. Ze vlogen richting het noordwesten, naar Schiermonnikoog en Ameland. 

De gier vloog hen achterna, nieuwsgierig naar hun volgende doel.